nietigd, zoodat het bij elk nieuw bericht weder opnieuw moet worden geconstrueerd. Bij de te vercijferen berichten worde zooveel mogelijk gebruik gemaakt van voorgeschreven zoowel als van toelaatbare (ondub belzinnige) afkortingen en van code-groepen (JAA-code, U-sein- lap-code) Wat de codes betreft, kan men voor den U-lap-code, zooals die in Bijlage 3 voorkomt, wellicht aan de verschillende groepen voorloopig een bepaalde (niet-officiëele) beteekenis toekennen. Tenslotte moet als eisch worden gesteld, dat een bericht, dat niet in zijn meest gecomprimeerden vorm is vercijferd, als onvol doende wordt aangemerkt. Door het toekennen van premiën voor juiste en snelle ver- (ont-) cijfering en het houden van wedstrijden daarin, kan de animo vooral in dit tijdperk van allerhande woord-puzzles worden opgewekt en levendig gehouden. Bijzondere aandacht moet onafgebroken worden besteed aan de bij het gebruik van geheimschrift in acht te nemen regels, zoo mede aan de voorschriften der vercijferingsdiscipline. Hierbij vooral te waken tegen alles wat maar eenigszins zweemt naar nonchalance. Zijn deze oefeningen doorloopen, dan kan men een stap vei der gaan en het vercijferen dienstbaar maken aan telefoonoefeningen, waarbij dus een vercijferde tekst telefonisch moet worden over gebracht. Aanvankelijk kan zulks als aparte oefening desnoods in het kampement plaats vinden, doch zoo spoedig mogelijk past men deze oefeningen bij de daadwerkelijke troepenoefeningen toe, waai- bij de berichten met den onderstelden tactischen toestand velband houden. Aanvankelijk kunnen deze oefeingen nog als zg. „skelet oefeningen" worden gehouden, doch zoo spoedig mogelijk daarna met medewerking van (liefst véél) troepen, welke den rustigen cran» van het vercijferen zoowel als van het telefoneeren belem meren en dus leeren, onmiddellijk initiatief te toonen, wanneer een verbindingsmiddel hapert op een moment, dat er juist een belangrijk spoedbericht moet worden verzonden. Een van de belangrijkste zaken is ook het ontcijferen daaraan moet de volle aandacht worden besteed, en een zg. „ontcijferd bericht, dat door het ontbreken of door verkeerde plaatsing van leesteekens voor tweeërlei uitlegging vatbaar is, moet als nage noeg waardeloos worden aangemerkt. Deze eisch impliceert, dat een déchiffreur ter dege de Neder- landsche taal machtig moet zijn. Waar zulks uiteraard met van alle Europeesche onderofficieren verwacht kan worden, moet ^ener zijds worden getracht, om het tekort aan kennis van het Neder- landsch op te heffen, doch anderzijds kan bij de redactie van de te verzenden berichten door woordkeuze en omschrijvingen als 991

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 53