met den uitkomenden grond werd tegelijkertijd hier de druk be
reden weg laagsgewijze opgehoogd.
Den 19en en 20en werden in de bovengenoemde, sedert op
diepte gekomen, kuilen fundeeringsvloeren gestort, waarna op
26/2 en 6/3 resp. op den linker- en den rechteroever de beide
betonneuten gestort werden (foto I). Bij het storten van beton in
deze hoeveelheden (12 ms. per dag), waarbij het steenslag nog
tusschendoor in de rivier gewasschen moest worden, werd steeds
taakwerk gegeven, waaraan het heele detachement behalve de
timmerlieden deelnam.
Intusschen was ook de nieuw te maken toegangsweg op den
linkeroever opgemeten en uitgezet en was om de 10 m. een profiel
gesteld voor het op te werpen dijklichaam. Dit werk en het aan
brengen van de verharding zou in heerendienst geschieden, waar
toe tegen 1 Maart de dienstplichtigen waren opgeroepen. Behou
dens eenig technisch toezicht viel dit werk dus buiten onze arbeids
sfeer.
24/2 waren ploegen begonnen aan de ontgraving van de anker-
kuilen op den linkeroever, welk werk goed ging zoolang de grind-
laag nog niet bereikt was, die op 2,25 m. onder het maaiveld
ontmoet werd, terwijl de kuilen 3 m. diep zouden moeten worden.
Het ontgraven kon nog eenigen tijd voortgezet worden, doch toen
werden wateraandrang en diepte te groot om zonder pompen te
kunnen doorwerken. Hiervoor moesten toen dus aparte krachten
worden ingedeeld en zoo kon nog enkele dagen worden voort
gegaan in den moeilijk te verwerken grindbodem. Echter hadden
na het bereiken van de grindlaag voortdurend instortngen plaats,
eerst op de afscheiding van grind en bovenliggende zandlaag,
later ook hooger dit was verklaarbaar na afloop van het werk
stroomde het water weer in de kuilen, daarbij zand meevoerende,
terwijl door den wisselenden waterstand der rivier (waarmede de
kuilen correspondeerden) ten gevolge van nachtelijke regens, een
zuigende werking veroorzaakt werd, die aanleiding was tot het
afstorten van den zandgrond. Het resultaat was dan ook, dat ten
slotte overdag uit de kuilen niet meer dan de gedurende den nacht
daarin gestorte grond werd verwijderd, de diepte niet meer toenam
en de kuilen langzamerhand op granaattrechters begonnen te ge
lijken. Ten einde verder nutteloos werk te voorkomen, werden,
resp. op 5/3 en 7/3, in de beide kuilen bekleedingen van bamboe
aangebracht om verder instorten te voorkomen, waarna hier de
werkzaamheden gestaakt werden tot den tijd dat de kuilen be-
noodigd zouden zijn.
Op 9/3 en 16/3 werden op de neuten, resp. op den linker- en
den rechteroever, de voetplaten met de benedenassen gesteld en
aangegoten. Dit stellen is een zeer nauwkeurig werk, dat heel
veel passen en meten vereischt en waarvan feitelijk alles afhangt
•voldoen toch deze onderstellen niet aan de volgende eischen
1005