a. de assen op eiken oever in één lijn, loodrecht op de aslijn
van de brug en volkomen waterpas en op beide oevers op
gelijke hoogte
b de voetplaten in een richting aan de brugas waterpas
c' de middens der assen op eiken oever volkomen nauwkeurig
op afstand en de helft van dien afstand uit de brugas gelegen
dan zouden wellicht de jukbeenen niet zuiver op de assen passen,
de jukken niet haaks op de brugas of scheef komen te staan da
wel de druk ongelijkmatig op de neuten worden overgebracht. Om
de onderstellen aldus zuiver te kunnen stellen, waren in de neuten
vier ruime gaten voor de ankers gespaard (vgl. fig. 18 I. M. i.
1931 No 3), terwijl verder gebruik gemaakt weid van wiggen,
die onder de voetplaten geschoven werden toen eenmaal de goede
stand verkregen was, werden de gaten en de ruimten onder de
voetplaten aangegoten met zeer sterke, dun vloeibare beton, die
in korten tijd verhardde.
De kabels elk lang 150 m., waren intusschen aangekomen,
werden uitgerold en tusschen boomen met takels zoo goed mogelijk
ffiSR waarbij ze om de 2 a 3 m. op blokken van klap-
perstaramen werden gelegd dat van eemge spanning in de kabels
feitelijk geen sprake was, kan men begrijpen als vermeld word
dat het gewicht van den 56 mm. dikken kabel ongeveer 10 kg/m.
bedroeg. Daarna werden zij eenige malen met warm water en
soda van vet en vuil ontdaan en grondig gereinigd.
De grondontgraving op den rechteroever was nog maarerg
weinig gevorderd de tjadasformatie was, aan weer en wind bloot
gesteld dus in de buitenste lagen, zacht en verpulverd, maar hoe
verder'we naar binnen kwamen, hoe harder het te verwerken
materiaal werd, dat op het laatste op leisteen begon te gelijken.
Op den duur bleek dan ook het gewone graafgereedschap en zelfs
de pikhouweel niet meer toereikend en moest tot ?P""8en worfen
overgegaan. De eerste boorgaten werden op 13/3 tot ontploffing
gebracht en daarna werden dagelijks 6-24 gaten geboord.
Bovendien werden zooveel mogelijk menschen aandezeontgraving
opzet doch de prestaties bleven zeer miniem (±1 m3. per man
en per dag), wat voor een groot deel geweten moest woiden aan
de groote hitte (90— 100° in de schaduw) en het gebrek aan
frissche lucht in de ingraving. Aan een verzoek van de manschap
pen tegemoet komende, werd daarom op 21/3 begonnen met nacht
arbeid (6 u. n.m. 2 u. v.m.) bij stormkingverhchting terwijl
behalve het timmerwerk alle andere werkzaamheden tijdelijk
werden gestaakt. Gebruik makende van en vertrouwende op de
opkomende maan, kon deze werkwijze worden volgehouden reu
1/4 toen weer avond- en nachtregens doorkwamen er was m
d(en tijd ruim gebruik makende van springmiddelen gem.
2,5 m3. per man en per nacht verzet en het restantje kon verder
1006