1024
te kunnen beheerschen moet men: le. hem verrassen 2e. het contact met hem
krachtig opnemen 3e. een voorsprong op hem verkrijgen in de voorbereiding
tot het gevecht; 4e. vroegtijdig het zwakke punt van den vijand opsporen en
als gevolg daarvan een zwaartepunt voor de actie kiezen".
Tactiek.
Allgemeine Schweiz. Militarzeitung. No. 5. Mei 1931. „Der französische
Annaherungsmarsch und die deaische Entfaltung und Entwicklung", kapitein Alt
richter. In dit artikel wordt gewezen op de Fransche gedachte, volgens welke men
plotseling in het vernietigende vuur van een ter verdediging ingerichten
tegenstander kan geraken, die, na den aanvaller te hebben geschokt zelf tot
den tegenaanval overgaat. Deze voorstelling van zaken, verbonden' met een
zekeren zin voor methodiek, hebben gevoerd tot een zeer nauwkeurig re<de-
men eeren van den „marche d'approche". (Op 30 km. wordt de divisie reeds
ontplooid in marschgroepen, in strooken van 3 tot 6 km. breed, met zwakke
voorhoedenindeeling der artillerie in „Fernkampf" en „Nahkampf-Oruppe").
In de Duitsche opvattingen is geen plaats voor een schema. Op de maat
regelen van aanvoerders en troepen zijn alleen van invloed het gevechtsdoel,
het optreden van den tegenstander en de aard van het terrein. Dwingt de
uitwerking van het vuur tot verlaten der wegen, dan wordt tot de ontplooiing
overgegaan (breedere fronten, meerdere colonnes door afbuigen der hoofden
en straalsgewijze uiteengaan, geen indeeling der artillerie ais in Frankrijk
voordat aanraking met den tegenstander is verkregen).
Wehr und Waffen No. 5. Mei 1931. Artilleristische Eiihrungsfragen.
II. Zusammenmrken der Infanterie und Artillerie", luitenant-generaal b. d.
üpemann. „Zoo goed als de infanterie in het vraagstuk der samenwerking
bepaalde e.schen aan de artillerie stelt, zoo zal ook de artillerie, hare wenschen
uitspreken: „De belangrijkste dezer wenschen is die, dat ieder infanterie-
aanvoerder—ook de lageren het wezen der artillerie, hare aanvoering en de
grenzen van haar vermogen beheerscht". Schr. eischt dat de artillerie- en de
ïnfanterie-commandanten zich bij elkaar bevinden. Hij waarschuwt te<*en
grundsatzhcher Unterstellung unter die Infanterierëgimenter". „Echter zij uit
drukkelijk vermeld dat er gevallen zijn, waarin een „Unterstellung" niet alleen
doelmatig doch bepaald noodzakelijk is. Daartoe behooren onoverzichtelijk
terrein, onopgehelderden gevechtstoestand bij nog ontbrekende „Nach-
nchtenverbindung", groote uitbreiding in de breedte en slechte weersomstan
digheden (nacht, nevel, slecht zicht).
In No. 6 (Juni 1931) vervolgt schr. het artikel. Bij de verdediging lezen
we o.a.: „Is de vijand van af grooten afstand in opmarsch tegen de stelling
dan zou het onjuist zijn, de geheele artillerie van den aanvang af achter de'
hoofdweerstandslijn in stelling te brengen. Talrijke batterijen behooren op
gesteld in het voorterrein, om met hare groote drachten den tegenstander
vroegtijdig tot ontplooiing te brengen".
U'iP-n?^00'6111^6 werk'ng der artillerie in de verdediging is, wanneer ze
„tatkraftig en doelbewust wordt „ausgenützt", een buitengewone". „Een af-
deehng artillerie beslaat bij een spervuur slechts een breedte van 320 m
De plaatsen, waar het moet worden gelegd moeten worden bepaald in overleg
met de ïnfanterie-commandanten. De opdrachten voor vernietigingsvuur bepaalt
de artillerie-commandant meestal zelf, daar hij door zijn verbindingen met den
divisie-commandant en op grond van de binnenkomende vliegertoto's beter in
staat zal zijn dan de lagere infanterie-commandanten om de gereedstellin<zs-
plaatsen voor aanvallen „vorauszusehen"."
Mavros, No. 6. Juni 1931. „Verschilpunten bij de beveiliging door voor
posten in de drie gevallen van legering", kapitein J. D. van der Waall. In een
staatvorm wordt alles wat op de voorposten betrekking heeft samengevat
bijI. Legering in 's vijands onmiddellijke nabijheid (in hws.). II. Legering
binnen s vijands bereik (in legeringsgebied). 111. Legering op grooten afstand
van den vijand.