vindt. Immers deze denkt gesteund te j worden door een bepaalde
hoeveelheid artillerie, over het vuur waarvan naar behoeven kan
worden beschikt. Men realiseert dan echter niet, dat die hoeveel
heid voor onze verhoudingen niet anders dan zeer miniem kan
hit t" derha,lvt uu te verkriJgen steun in de practijk weinig
beteekems zal hebben en men vergeet dat de steun van een
krachtige afdeeling welke men, ter beoordeeling van den Div.
Cdt slechts ontvangt wanneer dat werkelijk noodigis, veelmeer
resultaten moet afwerpen. Bij een versnipperen van een groot
deel der artillerie aan de infanterie (een liniairen inzet dus) ver
krijgt men, dat men overal even zwak is, terwijl het juist het
streven moet zijn, op de plaatsen, waar men den nadruk wenscht
te leggen, zoo sterk mogelijk te wezen.
^.eP?.rkt ,me" er z'ck toe> slechts die onderdeelen, welke een
werkelijk beslissende opdracht krijgen te vervullen, krachtig te
steunen, desnoods met alle artillerie (gedacht wordt hierbij b v
aan een omvattende groep) dan bestaat er althans een redelijke
kans dat dit wapen zijn volle rendement opbrengt en dat de strijd
onder zoo gunstig mogelijke omstandigheden wordt aanvaard.
In dit verband moge nog worden verwezen naar het gestelde in
pt. 158 van het A.T. V. luidende:
is!!"even' om 'edere strijdende infanterieafdeeling steeds
„met artillerievuur te ondersteunen, werkt ontijdig en nutteloos
„verbruik van krachten in de hand".
Het feit, dat wij geen artillerie buiten div. verband bezitten
kan, zooals niet nader behoeft te worden toegelicht, slechts het
vorenstaande versterken.
Meer dan elders is dus voor ons leger, uit hoofde van de ge
ringe artillerie-sterkte, centralisatie onder voortdurende leiding van
den Div. Cdt., een vereischte. Wij zouden dit zelfs zoover willen
uitstrekken, dat in beginsel geen verdeeling a priori wordt ge
maakt in contra art. en art. voor directen steun van de infanterie
doch wij zouden dat af willen doen hangen van de bijzondere
omstandigheden van ieder geval op zich zelf en van de zich steeds
wijzigende toestanden op het gevechtsveld.
Een ideale toestand zou worden bereikt, indien alle afdeelingen
zouden kunnen worden gebruikt voor elke mogelijke opdracht-
het streven, dit ideaal nabij te komen, houdt in een summum
van centralisatie. Wij zouden bijna als beginsel willen verkon
digen, van onze artillerie nimmer iets, zelfs geen enkel stuk
te onttrekken aan de directe leiding van den Div. Cdt. Echter
er zijn andere omstandigheden, welke dikwijls zullen dwingen'
dit beginsel in meer of mindere mate los te laten.
Het Ind. Leger bezit geen inf. geschut, het wapen, bestemd
om wat men zou kunnen noemen, het aanvullende werk van de
artillerie te^ verrichten. Toch zal men in vele gevallen dit wapen
met name in den aanval, niet kunnen ontberen, zoodat dus gezocht
1052 g