zal kunnen afrekenen. Alleen indien 's vijands wapenwerking err
wel in hoofdzaak de artillerie, den verdediger het gebruik van
zijn wapens onmogelijk dan wel zeer moeilijk maakt, heeft de aan
valler kans, de laatste honderden meters te doorschrijden. Het is
dus de vijandelijke artillerie, welke in eerste plaats hier bestrij
ding vraagt, terwijl voorts afsluitingsvuren moeten worden voor
bereid en afgegeven voor de zwakke en meest bedreigde deelen
van de stelling. Zoowel deze artillerie-bestrijding als de factor
„onzekerheid" ten aanzien van het mogelijk meest bedreigde ge
deelte, doet ons ook hier alles voelen voor een gecentraliseerd
gebruik van de artillerie.
Bovendien, slechts onder zeer bijzondere omstandigheden zou
men eventueel het jachtschot kunnen toepassen, n. 1. indien men
een zeer goed inzicht heeft in het aanvalsterrein, doch dan juist
zijn alle factoren aanwezig, welke een gebruik in één hand recht
vaardigen.
Om kort te gaan, wij zouden het geheele begrip „jachtschot'^
zoo spoedig mogelijk willen loslaten. Het is in strijd met het geheele
karakter van de artillerie. Men komt tot versnippering van kracht, tot
het toepassen van een tactiek van geven van speldeprikken met
een wapen, dat kenmerkend is voor massalen inzet, voor een
geconcentreerd gebruik.
Een factor, welke wij niet speciaal genoemd hebben, ofschoon
deze van zeer grooten invloed is op de wijze van het gebruik
van de artillerie, is de geaardheid van het terrein. Immers, wij
hebben hier niet met een specifiek Indische omstandigheid te
maken; overal, waar dan ook, oefent het terrein een onmiskenbaar
grooten corrigeerenden invloed uit op de algemeen aangenomen
tactische beginselen ten aanzien van het gebruik der strijdmiddelen.
Voor de artillerie zal dat in het eene geval leiden tot meer en
in een ander geval tot een mindere mate van decentralisatie. Met
name in de vlakte, met haar vaak talrijke kampongcoulissen, waar
de waarneming dikwijls moeilijk en dan nog slechts van voorste
lijn uit over betrekkelijk beperkte strooken zal zijn te verkrijgen,
zal een bevelhebber niet zelden tot een zekere mate van decen
tralisatie moeten overgaan. Toch dient men zich ook in dergelijke
gevallen ten aanzien van de waarneming te hoeden voor een te
groot pessimisme. De ervaring heeft geleerd, dat, bij een ernstig
streven naar waarneming, dikwijls ongedacht gunstige gelegenheden
worden gevonden. Hoe vaak komt het niet voor, dat de geheele
gevechtsstrook, als gezamelijk resultaat van de waarneming van
verschillende punten uit, in zijn geheel is te overzien. Een doel
treffend gebruik van den juisten waarnemer voor iedere opdracht
op zich zelf schept dan nog menigmaal groote mogelijkheden
ten aanzien van de samenwerking van verschillende afdeelingen.
Een en ander brengt mede de noodzakelijkheid van een cen-
tralen waarnemingsdienst bij de divisie, voorzien van alle middelen*
1056