De ware methode daarin doorloopt drie stadiën, waarvan ik U
slechts de eerste zal noemen n. 1. De feiten waarnemen, zonder
van te voren opgevatte meening en vooral die welke op het
eerste gezicht het onbeduidenst schijnen. Dat wordt in de praktijk
ook toegepast, denk eens aan de verschillende bureaux der
statistiek. De waarneming heeft hierbij dus plaats van buitenaf,
laat mij nog liever zeggen, dat die niet begint bij het mensche-
lijke individu, want dit zou eenvoudig ondoenlijk zijn.
Anders wordt het in de paedagogie, hier is men genoodzaakt
om de levensuitingen bij het individu te blijven waarnemen. Dit
kan bereikt worden door innig contact tusschen den opvoeder en
het individu. Is dit praktisch in algemeenen zin uitvoerbaar?
En om terug te keeren tot de praktische toepassing der op
voedkunde t. o. v. onzen soldaat. Is het dan voldoende om hem
slechts gedurende de diensturen gade te slaan Zijn diens uitingen
niet het meest te verwachten in zijn vrijen tijd, de tijd waarop de
officieren en onderofficieren het kampement uit zijn? En die van
de officieren zelf?
Na dit gedeelte van mijn betoog wil ik U thans de vraag
stellen, of het voor den eersten beoordeelaar, bij het schetsen
van de karaktereigenschappen van een te beoordeelen officier,
niet is „Rouge ou noire"?
Het antwoord hierop wil ik gaarne aan den geachten lezer
overlaten.
Waar ik echter speciaal den nadruk op wil leggen is, dat bij
de opvoeding van het kind tot jongeling en van dezen laatste
tot militair, de eerste (ik spreek van een kind uit een beschaafde
samenleving met patriarchalen grondslag) door de ouders, (vader
en moeder) wordt opgevoed, terwijl dit bij den laatste slechts
door den militairen opvoeder, dus een manspersoon, plaats vindt.
Immers het domineerende sentiment bij de moeder heeft een
heilzamen invloed op de opvoeding van het kind.
En de jongeling in het kampement?
In den Inwendigen dienst der Infanterie artikel 1 (1) staat
vermeld, dat hare Majesteit begeert dat een trapsgewijze onder
geschiktheid worde onderhouden, welke, zonder iets van hare
kracht te verliezen zacht en vaderlijk zij.
Het is niet eenvoudig om tegenover een mindere vaderlijk te
zijn, maar nog ingewikkelder wordt het, indien wij voor de op
voeding van den soldaat meer nadruk zullen moeten leggen op
het sentiment, en wij dus ook diens moeder zullen moeten ver
vangen.
Thans zal ik mij eraan bezondigen om een poging aan te
wenden tot het aangeven van lijnen, welke men met een bepaalde
opvoedingsmethode zou kunnen volgen, om praktische resultaten
te bereiken.
Hierbij stel ik echter op den voorgrond, dat ik in de allereerste
plaats de belangen van onze Infanterie, met haar groot zielental,
1081