op het oog heb. Verder zal ik de opvoedingsmethode an sich
geheel buiten beschouwing laten.
De volgende vragen doen zich thans voor.
1. Wie moeten opgevoed worden en waar?
2. Wie kan als militaire opvoeder worden beschouwd
3. De praktische waarneming van den geest van de kleinste
militaire eenheid
4. Het opsporen van het individu, wiens levensuitingen een
ongunstigen invloed hebben op die militaire eenheid
ad 1. Het spreekt van zelf, dat het individu dat uit de burger
maatschappij zijn intrede doet in de militaire samenleving, ons
de meeste zorgen baart.
Normaal zal de vorming der verschillende categorieën van aan
staande militairen moeten plaats hebben bij de Depötbataljons,
Kaderscholen of Militaire Academie, al naarmate de aspirant in
dienst komt met het doel om fuselier, onderofficier of officier
te worden.
Het behoeft dan ook geen nader betoog om in te zien, dat in
die militaire onderwijsinrichtingen het zwaartepunt van de mili
taire vorming moet worden gelegd.
Er blijft natuurlijk een gradueel verschil bestaan in de op
voeding van den recruut, aspirant onderofficier en cadet. Dit
gradueele verschil schuilt in de latere bestemming van den as
pirant. Immers de aspirant onderofficier en de cadet zullen naast
hun eigen vorming tot militair, moeten worden voorbereid om te
gelegener tijd zelf als militaire opvoeder te kunnen optreden.
Wat is hiervoor reeds gedaan
Is op de Militaire Academie de paedagogie als vak opgenomen
in het programma voor het officiersexamen
Wordt op de Kaderschool aan den aspirant onderofficier les
gegeven in de praktische paedagogie
Worden alle recruten afgericht bij de Depotbataljons
De militaire opvoeding zal ook in niet onbelangrijke mate
moeten worden voortgezet bij de Veldbataljons, maar een stevigen
grondslag zal den aspirant moeten worden gegeven in de boven
genoemde militaire onderwijsinrichtingen.
ad 2. Als militaire opvoeders zullen we moeten aanmerken de-
officieren, onderofficieren en het overige kader, kortom een ieder,
die een militairen rang bekleedt. Ik wil zelfs verder gaan dooi de
oudere manschappen, die toch in zekeren zin ook medewerken
tot de vorming van hun jeugdige kameraden, tot de militaire op
voeders te rekenen.
Om praktische redenen, zal het aandeel van den ervaren fuse
lier en van het kaderlid tot en met den rang van sergeant 2de-
klasse hierin, zich bepalen tot het geven van een goed voorbeeld.,
1082