samenwerking tusschen de hoogere commandanten, hij brengt de
z. g. „liaison par ie haut'' tot stand (dit in tegenstelling met de
lagere verbinding, welke de samenwerking regelt tusschen een
inf. onderdeel en de steunende artillerie).
Bij den aanval heeft de artillerie tot taak, zooveel mogelijk
mede te werken, dat de eigen infanterie in de vijandelijke op
stellingen wordt gebracht, bij den verdediger daarentegen, om
den vijand zulks te beletten. Hieraan zal de artillerie deelnemen,
zoowel door directen steun, door beschieting dus van de vijan
delijke infanterie, als indirect, door bevuren van 's vijands artil
lerie en van zijne reserves.
Artilleriebestrijding. Zoowel bij den aanval als bij de verde
diging zal een deel van de artillerie moeten worden afgezonderd
ter neutraliseering van 's vijands batterijen. Het is uiteraard on
mogelijk de geheele strook, waarin de vijandelijke artillerie zich
moet bevinden, te bevuren met een redelijke kans, deze lam te
leggen. De hoeveelheid beschikbare artillerie zal daartoe practisch
gesproken, immer ontoereikend wezen. Men moet dus op een
andere wijze het doel trachten te bereikende tot dusverre met
het meeste succes gevolgde methode is wel, dat men op iedere
ontdekte batterij a. h w. een „mokerslag" legt, een korte, zeer
hevige vuurconcentratie van z. m alle, voor het doel ter beschik
king gestelde artillerie. De belangrijkheid van de ontdekte
batterijen, wat afgemeten wordt naar den last, welke zij ver
oorzaken, regelt de volgorde der af te geven vuren. Na een
neutralisatie is het zaak, de reeds bevuurde doelen terdege
in observatie te houden, hetzij door deze voortdurend met een
zwake afdeeling te blijven beschieten, hetzij door ze, bij ople
vende werkzaamheid, opnieuw met een krachtigen vuurstoot te
onderdrukken.
De bestrijding van de artillerie zal van den aanvang af tot en
met het binnendringen en bezetten van 's vijands opstellingen of
in de verdediging tot en met het afslaan van den vijandelijken
aanval, onafgebroken moeten plaats vinden, indien althans de
vijandelijke artie het ons lastig maakt. Stellingverandering zal
nagenoeg niet plaats vinden.
Een effectieve bestrijding vereischt een goed werkenden waar-
nemings-, meet- en peildienst, waarvan de resultaten centraal
verwerkt worden. Ook de doelaanwijzing en het vaststellen van
de beschikbare munitie eischen, dat de bevelvoering in één hand
vereenigd blijft. Het afgeven van krachtige vuurconcentraties en
het snel overbrengen daarvan op een nieuw doel stellen dezelfde
desiderata. Om kort te gaan, de artilleriebestrijding vraagt cen
tralisatie zoowel van de commando-voering, van den opsporings-
en waarnemingsdienst als van de hoeveelheid ingezette artil
lerie.
1038