13 en 18 dus in totaal 44 manschappen. Voor ons doel, hetgeen
nog nader zal blijken, is het noodig, hierbij op te tellen het ge
tal, dat gevonden wordt, door van 44 een zeker percentage der
mutaties te nemen, die ontstaan door de opleiding tot kader, het
overgaan naar bijzondere betrekkingen, drossen, sterfte, krijgsraad-
straffen, afkeuring, enz. (hierin niet begrepen die voor pensionnee-
ring en verlof, om redenen die straks duidelijk zullen blijken).
Dit percentage stellen we op ongeveer 57 7„ d. i. 25 manschappen.
In de toelichtingen aan het einde van dit betoog zal de verkla
ring voor dit procentgetal gegeven worden. De Koloniale Reserve
te Nijmegen mag dus niet eerder overgaan tot inscheping der
geworven recruten, alvorens het getal 44 25 69 aanwezig is.
Is dit onmogelijk in verband met de plaatsruimte aan boord van
de mailschepen, dan zal zulks in elk geval binnen den tijd van
een maand moeten geschieden, zoodat de opleiding van dit aantal
bij het Depot-Bataljon gelijktijdig kan aanvangen.
Na aankomst van dit aantal bij het Depot-Bataljon en na af
loop van de typhus-injectie, de pokkenvaccinatie en de mijnworm-
kuur, worden klassen gevormd. Volgens het V. O. I. zal een afdee-
ling, met welker leiding een luitenant of een onderluitenant be
last wordt, in den regel uit drie klassen bestaan, elke klasse
onder commando van een sergeant-instructeur. Rekening houdende
met de drieindeeling der sectie, zullen de woorden „in den regel"
dienen te vervallen. Het hoogergenoemd aantal manschappen
nml. 69 wordt dus in drieën gedeeld, zoodat drie klassen ontstaan
elk ter sterkte van 23 recruten. Gedurende de geheele opleiding,
dus ook de voortgezette, blijven de recruten zooveel mogelijk in
dezelfde klasse ingedeeld, terwijl het bij die klasse ingedeelde
kader, alsook de met de leiding belaste Luitenant of Onderlui
tenant, niet verwisseld mogen worden.
Hierdoor ontstaat het voordeel, dat de recruut niet dadelijk na
de eerste phase zijner opleiding (zooals thans na 6 maanden het
geval is) al zijn commandanten ziet verwisselen, terwijl eveneens
de omtrent den recruut opgedane kennis niet onmiddellijk ver
loren gaat.
Na verloop van 4 maanden, te rekenen vanaf den aanvang der
opleiding, zullen deze klassen de door ons bepleite individueele
opleiding doorloopen hebben. Alvorens met de voortgezette op
leiding een aanvang te maken, zullen de manschappen, die daartoe
1090
V. O. I. punt 6(2): Het streven moet (derhalve) bestaan om wisseling in com
mando zooveel mogelijk te voorkomen en de manschappen
niet dan bij bepaalde noodzakelijkheid naar een ander onder
deel over te plaatsen.
A.T. V. punt 166: De kennis van de bijzondere eigenschappen van het indi
vidu is vooral voor de lagere aanvoerders noodzakelijk.
Een bevelvoerende, die zijn ondergeschikten persoonlijk
kent, is het best in staat den gewenschten moreelen in
vloed op hen uit te oefenen.