hun verlangen tijdig te kennen hebben gegeven en voorzoover
op de in te dienen verzoekstaten niet afwijzend is beschikt, over
gaan naar de gevraagde bijzondere betrekkingen. Zoowel voor
het leger als voor den betrokken persoon is het volgen van een
voortgezette opleiding, zooals door ons bedoeld, een verlies van
nuttigen arbeid. Het percentage hiervoor benoodigd, is te rekenen
op ongeveer 15 pCt. Van de 69 recruten der individueele op
leiding komen er dus 62 in de voortgezette.
Na afloop van deze laatste en alvorens de manschappen naar
de veldbataljons te doen overgaan, moeten zij, die gedurende
hun verblijf bij het Depot-Bataljon blijken hebben gegeven voor
een kaderbetrekking in aanmerking te komen, van de klassen
worden afgetrokken en voor den aanvang van den eerstvolgenden
cursus naar de kaderschool worden overgeplaatst.
Naar onze meening zal hierdoor ook voor een groot gedeelte
het kadervraagstuk opgelost zijn. Een dergelijke handelwijze biedt
de volgende voordeelen
1. De recruten zijn van den aanvang der opleiding, dus ge
durende een vol jaar onder voortdurende strenge controle
geweest van denzelfden instructeur en klasseleider, zoodat
een beoordeeling, van het al of niet geschikt zijn voor kader,
niet moeielijk zal zijn en thans ook voldoende zekerheid
bestaat, dat uitsluitend beoordeeld wordt op het al of niet
bezitten van die eigenschappen, welke kader, eigen moet
zijn (flinkheid, plichtsbetrachting, ijver, gedrag, physieke ge
schiktheid, lust en aanleg om teleeren).
2. Het nog steeds bestaande en reeds meer becritiseerde exa
mentje naar schoolsche kennis zou kunnen komen te ver
vallen, vooral waar thans voldoende zekerheid bestaat, dat
de beoordeeling niet plaats zal hebben naar verschillende
aangelegde maatstaven, doch slechts naar een enkelen, door
dat alsdan de Commandant van het 1ste Depot-Bataljon zal
beoordeelen, dus deze beoordeeling in de hand is van een
persoon (zie I. M. T. 1928 afl. Juni en Juli).
3. N, o. m. een zeer voorname factor nml. dat het op deze
wijze gevormde kader nog niet in aanraking is geweest met
den troep, doch instede daarvan twee modelinrichtingen heeft
doorloopen, waardoor het model dienen hem een eigenschap
is geworden en het thans bestaande gevaar voor onvoldoende
gezagshandhaving bij het in aanraking komen met den troep
voor goed geweken zal zijn.
Het percentage benoodigd voor kader is te stellen op 24 pCt.,
zoodat voor overgang naar de veldbataljons nog 51 manschappen
ter beschikking blijven. Hiervan wordt de door ons bedoelde
sectie gevormd. De gedurende de opleiding gebleken meest ge-
schikten voor de karabijn-mitrailleur brigade, hierbij in te deelen.
De geweerbrigades zullen dus aanvankelijk boven de normale
1091