artillerie niet mogelijk is. Hoever deze decentralisatie dient te gaan, hangt van de bijzondere omstandigheden van ieder geval af. Als algemeene lijn ware aan te nemen, dat men niet overgaat tot onderverdeeling van de afdeeling en dat men deze als vuur- eenheid behoudt. In de afdeeling zelf zal men dus wederom een zekere centralisatie in de commandovoering der batterijen zien toepassen. In bepaalde gevallen en met name bij vervolging en terugtocht en bij den strijd in zeer bedekte en zeer gecompartimenteerde terreinen, zal men dikwijls tot de meest volmaakte decentralisatie moeten overgaan. Zooals reeds hiervoren werd betoogd, zal de behoefte aan artilleriesteun zich voortdurend wijzigen in den loop van het gevecht. Zal b. v. de art. steun op het rechter frontgedeelte op een bepaald moment zeer intensief moeten zijn, kort daarop, wanneer de infanterie over een moeilijk oogenblik is heenge- holpen, zal deze steun in veel mindere mate benoodigd zijn en zal een andere groep zonder hulp het niet kunnen bolwerken. Dit verschijnsel doet zich uiteraard voor in alle stadia van den strijd, zoowel in den aanvang als gedurende de laatste phase. Een dergelijk gebruik, dat een maximum rendement garandeert, vereischt een zeer enge samenwerking tusschen den inf. cdt. en den cdt. der steunende art. Vooral spreekt dit op de voor de inf. kleine en middelbare afstanden, waar het vermogen van de artillerie tot het uiterste moet worden opgevoerd, doorgaans op smalle strooken of op doelen, vlak voor de eigen infanterie ge legen, waarbij het gevaar voor schieten in eigen troepen geens zins denkbeeldig kan worden genoemd. Slechts een uitmuntende verzorging der z. g. „lagere verbinding" kan de zoo noodzakelijke eenheid van handelen, met uitsluiting van misvattingen, waar borgen. Faalt deze liaison, dan wordt de steunverleening door de artillerie op zijn minst genomen, zeer problematiek. Wij willen hier de voornaamste factoren in beschouwing nemen welke noodig zijn voor een goede liaison, n. 1 a. Een wederkeerige waardeering der beide wapens en het op de hoogte z ij n van elkanders nood en en behoeften. Hiermede wordt niets nieuws gezegd. Reeds in de 18e Eeuw schreef een Fransch Maarschalk, n 1 Lomte de Guibert het volgende: „II faut que l'officier d'infanterie „et de cavalerie qui commande les armes connaisse, sinon les „details intérieurs de construction, d'attirail et d' exécution de „1 artillerie, au moins le résultat de tous ces détails, les portées „des différentes bouches a feu, emplacées ou exécutées de telle „ou telle maniere, le dommage ou 1' appui que les troupes en „peuvent recevoir. „Faute de ces connaissances, ou il ne saura pas employer „l'artillerie avec intelligence dans sa disposition générale, ou il „sera obligé de s'en rapporter aveuglément pour toutes les ma- 1041

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 7