1121 de sleutel is van het geheele vraagstuk der militaire opvoeding en geen naderen uitleg behoeft". „De meerderen die tegen deze regels zondigen profiteeren van hun rang en positie om misbruik te maken van hun macht om orders te gevenzijn niet alleen hun rang onwaardig maar werken bovendien aan de verwoesting (de struction) van het leger en van de nationale weermacht". Allgemeine Schweiz. Militarzeitung. No. 7. Juli 1931. Soldatenerzie- hung", R. Minger. „De discipline, waarnaar bij de tegenwoordige soldaten- opleiding wordt gestreefd, moet diep ingeworteld zijn, opdat ze in het moderne gevecht niet verdwijnt. Veel vlugger dan vroeger zal onder de tegenwoordige omstandigheden de discipline die slechts op vrees voor den meerdere en voor straf, steunt, ineenstortenwant de invloed van den modernen strijd stelt met één slag die vrees in den schaduw. De ware discipline berust veel meer op een „Vertrauensverhaltnis" tusschen ondergeschikte en meerdere". Eveneens in No. 7 van de A. S. M.Z. „Gedanken iiber neuzeitliche Ausbil- dung der Artillerie", Generaal-majoor von Cochenhausen. Een voordracht, waarin behandeld worden: I. Das Ueberkommene. 11. Die Forderungen der Zukunft. 111. Ausbildungsgrundsatze. Onder II lezen we o. a.„Zoolang het gevecht „beweglich und flüssig" is, dus bij de eerste gevechtsaanraking, bij het terugwerpen van de vooruitgeschoven troepen, bi] de vervolging en bij den terugtocht, zal de „liaison par le bas" de voorkeur hebben, zal men meestal deelen der artillerie onder de bevelen der infanterie stellen. Zoodra het gevecht echter stationnair wordt (verdediging, aanval volgens vooraf be raamd plan) moet de centrale bevelvoering zoo eenigszins mogelijk alle bat terijen inzetten, om alles wat in het wapen zit aan geconcentreerd vermogen, er ook uit te halen". Uitgezonderd worden zeer uitgestrekte fronten, naast elkander door terreinhindernissen gescheiden gevechtsgroepen en bij nevel. Mil. Wochenblatt. No. 3. Juli 1931 „Pistolenschieszen vorn Pferde". Geeft een handleiding voor het onderricht in het pistoolschieten te paard, volgens een Amerikaansch voorschrift. „In de U. S. A. wordt, ondanks alle proefnemingen en vorderingen met den motor, aan de moderne cavalerieopleiding bijzondere aandacht geschonken. Als slot van deze opleiding wordt het schieten met groepen in galop in gesloten en in geopende orde beoefend". Eveneens in No. 4. van het M.W.: „Führerausbildung in einem langdie- nenden Heere", luitenant Kewisch. „Het totale gebied der „Führerausbildung" is zoo uitgebreid dat slechts een doelmatige beperking van de stof kans geeft op resultaten. Op den voorgrond moet staan het „Kriegsmaszige", de „Gelandeausbildung", terwijl veel bijkomstig werk der vredesopleiding bv. het „Parademaszige" bepaaldelijk op de achtergrond moet worden gedrongen". „De opleiding van een beroepsleger is een hooge, verantwoordelijke taak. Ze kan slechts worden vervuld bij een strenge discipline van iedereen en een onbaatzuchtigen, opofferenden arbeid". „Ondanks dat moet men het er over eens zijn dat een beroepsleger de algemeene weerplicht niet kan ver vangen en slechts als een middel der „Aushilfe" te beschouwen is". Voorschriften. Militarwissenschaftliche Mitteilungen. Juli—Augustus nummer 1931. „Die neue Gefechtsvorschrift", luitenant-kolonel Dr. L. Rendulic. In dit ge deelte worden besproken de laatste verschenen hoofdstukken van F. u. O., nl. het gevecht om défilé's en het gevecht om rivierovergangen. „In het wezen van défilé's ligt opgesloten dat zij vergassing en verneveling begunstigen. Zij vergemakkelijken ook den aanleg van versperringen, aangezien de werkzaamheid daarvan grootendeels afhangt van de mogelijkheid van het omtrekken ervan". „Aan het gevecht om rivierovergangen is in het voorschrift een grootere plaats ingeruimd dan tot dusver in de voorschriften het geval was. De oorzaak daarvan moet worden gezocht in de omstandigheid dat in de toekomst aan de rivieren een belangrijk grootere beteekenis voor gevechtshandelingen moet worden toegekend dan vroeger. Deze meening is gebasseerd op het feit dat

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 87