1125 geeft een uitwerking van de volgende zinsneden, voorkomende in het voor bericht van het Fransche infanterie-reglement van 1928: „Inderdaad, bijna alle „problèmes de combat" worden voor de infanterie teruggebracht tot „problèmes de tir". Daaruit volgt dat de kennis en het gebruik van hare wapens voor de kleine infanterie-eenheden, het essentieele doel zijn van de opleiding". En aangezien het tactisch gebiuik, dat ervan gemaakt wordt ten nauwste samenhangt met de kennis van de wapens, wil schr. in beschouwing nemen le.: het gebruik der verschillende wapens en „engins", considérés isolément: A. beginselen, eigen aan alle wapens; B. wapens en „engins" van de gevechtsgroep C. mitrailleurs en „engins d'accompagnement". 2e.: het gebruik der wapens en „engins" „en combinaison" A. beginselen eigen aan alle „combinaisons" B. „Combinaison des feux" in het verdedigend gevecht; C. „Combinaison des feux" in het aanvallend gevecht. Militarwissenschaftliche Mitteilungen. Juli-Augustus-nummer 1931. Der Stokes-Brandt-Minenwerfer", majoor Dr. G. Daniker„Deze mijnenwerper heeft in zooverre nog bijzondere beteekenis, omdat tegenwoordig in de mi litaire literatuur telkens weer voor de infanterie in alle organisaties krombaan- wapens worden geëischt en bv. voor de infanterie-compagnie zeer wel een kleiner model Stokes-Brandt in beschouwing kan worden genomen".^ Als projectielsoorten worden genoemd de „Granate F. A. 1930" („fonte aciérée"), de stalen „Granate A. 1930" (acier) en daarnaast een „Granate G. C 1930 („grande capacité") met afbeeldingen in den tekst. De gewone granaten wegen 3,3 kg. met springlading respectievelijk van 400 en 520 gram. De laatstgenoemde granaat (G. C.) weegt 6,5 kg. en heeft 2,5 kg. springlading. Naar aanleiding van de in Spanje ingevoerde Valero-mijnenwerper van 60 mm. die naar schr.'s meening te zwaar is (34 kg) voor de dracht (1100 m.) en het projectiel gewicht (1 kg.), wordt in beschouwing genomen een kaliberverklei- ning van den Stokes-Brandt tot 60 mm. als wapen voor de compagnie met een projectielgewicht van 1,1 kg. en een springlading van 170 gr., een V0 van 70 90 en 110 m./sec. voor drachten van respectievelijk van 500, 800 en 1000 m. Het totaal gewicht zou komen op 18 kg. in 3 lasten van 6 kg- Mil. Wochenblatt. No. 4. Juli 1931. „Neuzeitliche schwere Infanterie- watfen Forderungen und Zuteilung"Als zoodanig worden beschouwdde zware mitrailleurs, de mijnenwerper, het infanteriegeschut, het tankafweerkanon, de tank- en luchtafweermitrailleur. De zware mitrailleur heeft als hoofddrager van den infanterie-vuursfrijd in de"voorste lijn de bestrijding der levende doelen tot taak, tot aanzijn dracht- grens. Daarnaast in beperkte mate de bestrijding van „mechanisch zerstór- baren Zielen" (laagvliegende vliegtuigen)". Het infanteriegeschut (of de lichte mijnenwerper) heeft vijandelijke zware infanteriewapens als doelen, die de andere wapens met hunne gestrekte banen niet kunnen raken, te bestrijden." Dus krombaanvuur en vlakbaanvuur met meerdere ladingen en grootst mogelijke vuursnelheid. De lichte mijnenwerper heeft grooter kaliber met uitwerking tegen dekkingen en met buis met ver tragingsinrichting. Het tankafweerkanon, kaliber tusschen 3,5 en 5 cm., licht en klein, groote vuursnelheid. Projectiel moet pantsering doorslaan en de springlading in het inwendige tot uitwerking brengen. Tuf-mitrailleur kaliber 18—25 mm.; kan pantser der zware (en middelbare tanks niet doorslaan. Verschiet lichtspoor (eventueel brandstichtende) projec tielen. Hoofdopdrachtvliegtuigen en kleine vechtwagens te bestrijden. Voor vliegtuigenbestrijding is dichte bundel noodig, daarom moet plaatsing van 2 of 3 mitrailleurs als tweeling- of drieling-mitrailleurs op één affuit mogelijk zijn- Voor de organisatte wordt naar het artikel verwezen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 91