112T
Een 450 mm. kanon (ongetwijfeld voor de kustverdediging) is gereed het
heeft een granaat van 1450 kg, gewicht; max. dracht 60 km. Bovendien moet
nog bestaan een 340 mm. kanon L/75 met 65 km. dracht.
Schweiz. Monatshefte für Offiziere aller Waffen. No. 7. Juli 1931.
Artillerie-Bewaffnungsfragen", luitenant-kolonel P. Curti. In dit vervolg worden
behandeld „Die Gebirgsartillerie" en „Die Artillerie des Führers". In dit laatste
hoofdstuk worden vergeleken de Fransche en de Duitsche artillerie bij het
begin van den oorlog 1914-18, de Duitsche artillerie had toeneen groot over
wicht in zware artillerie (2000 stukken) tegenover de Fransche (300 stukken)
en daarnaast was het Fransche veldkanon van 75 mm. weer de meerdere van
het Duitsche. Aan het slot vinden we een opgave van de eischen, waaraan
het geschut dient te voldoen, o.a. zijn vermeld het 10,5 cm. Boforskanon,
de 155 mm. houwitser St. Chamond, de 155 mm. G. P. F. en de 15 cm. Skoda-
houwitser.
Artillerie.
Wehr und Waffen. No. 7. Juli 1931. „Schieszen auf rechncrischen Grund-
lage"Obertrigonometer Berndt. Schr. komt tot de conclusie dat voor het ver
krijgen van de schietgegevens op niet of slecht-waarneembare doelen in aan
merking komen
a. in den stellingoorlog: „das rechnerische Verfahren, der maszhaltige Batterie-
plan oder der Punktplan"
b. in den bewegingsoorlog: „der behelfsmaszige Batterieplan oder der Punkt
plan, im Notfalle die Bussole".
In hetzelfde nummer van Wehr und Waffen „Erkundungund Vermessung
von Artilleriestellungen bei Nacht", A. R. Wat de verkenning betreft (I. bij
helderen nacht; II. bij donkeren nacht; III. bij volledige duisternis) lezen we
o.o. dat deze de beheersching eischt van de volgende „Fertigkeiten''1. ver
kenning van batterijstellingen volgens de kaart2. verkenning van vuurstel-
lingen volgens de kaart; 3. meten van den hoek eener dekking met „Richtkreis"
bij nacht met verlichting van dekking door lamp of „Leuchtschusz"4. ont
dekken van een vuurstelling bij nacht met behulp van een op een dekking
ingesteld „Richtkreis"; 5 verkenning van stellingen in maanheldere of heldere
zomernachten.
Organisatie.
Revue des troupes coloniales. No. 202. 1931. „Au Maroc.-Les petites
unites d' infanterie en colonne", chef de bataillon Vanègue. De compagnie
bestaat uiteen kapitein, de commandogroep en 4 secties.
De commandogroep, die altijd den kapitein volgt, bestaat uit twee deelenr
a. het verbindingspersoneel (marcheert onmiddellijk achter den comp. com
mandant)
b. geneeskundig personeel.
Daarachter marcheert de groep draagdieren, bestaande uit den gevechtstreirt
en den bagagetrein (train régimentaire).
Elk der vier secties hebben de volgende samenstelling:
a. de sectiecommandant, aan wien zijn toegevoegd 1 sergeant, 1 korporaal V.B;
1 ordonnans, 1 „agent de transmission", observateur
b. drie groepen2 groepen geweerdragenden (elk 1 sergeant, 1 korporaal,
7 soldaten, 1 V. B.), 1 geweermitrailleur groep (1 sergeant, 1 korporaal,
1 schutter, 1 helper, 3 handlangers, 1 V. B.)
Totaal voor de sectie: 1 sectie-commandant, 4 onderofficieren, 4 korporaals
en 24 manschappen.
Munitie-uitrusting geweermitrailleurgroep1325 patr. (dragen de helpers
slechts 20 patr. dan totaal 1150 patr.); per geweer 88 patr., per karabijn 45 patr.
In den gevechtstrein worden medegevoerd 2900 patronen D en 3370 ge-
weermitrailleurpatr., 250 granaten (50 F. 1., 100 O. F. en 100 V. B.). De com
pagnie beschikt totaal voor elk wapen over: