1118 .8. BOEKBESPREKING. In dank mochten we wederom ontvangen het jaarverslag; (1930) van dert Topografischen Dienst. Onder den drang naar bezuiniging heeft de dienstleiding zich genoopt <>e- zien het verslag te beperken, zoodat het zelfs wat aantal bladzijden betreft nog komt beneden de uitgave 1922, toen ook 's lands zorgelijke financieele toestand tot de grootst mogelijke beperking dwong. Bovendien is het formaat ditmaal kleiner. Toch komt het ons voor dat de bewerkers erin geslaafd zijn een niet minder waardevol geheel samen te stellen. De behandelde stof en het cijfermateriaal zijn thans over 7 hoofdgroepee- ringen verdeeld, waardoor een overzichtelijker geheel is verkregen Achter eenvolgens vinden o. m. besprekingde geodetische werkzaamheden, de To pografische opnemingen, de fiscale metingen, diverse werkopdrachten en de opleiding. Het tweede, derde en vierde hoofdstuk geeft onderscheiderlijk een overzicht van de werkzaamheden der inrichtingen, het administratief gedeelte en bijdragen van gemengden aard. In laatstgenoemd gedeelte vinden de vol gende bijdragen een plaats. Een herinneringswoord betreffende een oud torn- graaf A Voorsluys van Eyk (1846-1931), het internationale breedte station Batavia, de luchtfotogrammetrische proefkaarteering van een complex visch- vijvers nabij Sidajoeonderzoek naar den invloed der aardbevino- van 1926 op eenige primaire punten ter Sumatra's Westkust en kritisch onderzoek van het primaire driehoeksnet van Sumatra en vaststelling van het plan voor de vereffening van dit net. Met betrekking tot het internationale breedte station Batavia moge ^9.9** vermeld, dat dit station zijn opstelling heeft gevonden op het vliegveld Tjililitan. Bij het einde van het verslagjaar was nog geen aanvang gemaakt met de waarnemingen. Voorts ontvingen we van den samensteller het thans aan de Koninklijke Militaire Academie als leerboekje gebruik zijnde boekwerk De verdedi&ino- van Nederlandsch-Indië" door P. O. Mantel. Samengesteld met voorkennis en met medewerking van het Departement van Oorlog in Nederlandsch-Indië. Inderdaad kunnen we hier in vergelijking met den tijd dat de ouderen van ons offitierskorps hunne eerste schreden zetten op den militairen ladder van een aanwinst spreken. Zooals, op grond van de mededeeling dat het boek werkje is samengesteld met medewerking en voorkennis van een officieel orgaan, verwacht mag worden, geeft het een zeer objectief overzicht van het vraagstuk. De schrijver is er n. o. b. meening in geslaagd in een zeer kort bestek een goed inzicht te geven in de ontwikkeling van hei weermachtsvraagstuk In het bijzonder zal de lezing van het eerste hoofdstuk, getiteld „Verdedigings stelsels in Nederlandsch-Indië" voor verschillende niet of minder goed inge wijden, voldoening schenken. We kunnen dit gedeelte, dat, in een zeer kort bestek, het vraagstuk der landsverdediging behandelt van af het begin van de 19de eeuw tot en met de huidige veel besproken defensie-grondslagen dan ook zeer wel aanbevelen als leidraad voor besprekingen. Zij het dan dat daarbij, voor wat betreft den huidigen toestand, met vrucht gebruik gemaakt zal kunnen worden van hetgeen door de Regeering in den Volksraad reeds is bekendgesteld met betrekking tot de door Haar gedachte uitwerking der defensiegrondslagen, waarvoor we gemakshalve nog verwijzen naar de nummers 7 en 8 van den jaargang 1930 van ons tijdschrift, welke nummers een Overzicht van de besprekingen over de defensie in de eerste buitengewone zitting van den Volksraad bevatten. Jammer genoeg hebben de tijdsomstandigheden niet medegewerkt om tot een snelle uitwerking van die plannen te geraken. Volledigheidshalve moge in dit verband herhaald worden hetgeen van Regeeringszijde terzake in het voorjaar werd medegedeeld. (Zittingsjaar 1930—'31, onderwerp 110 stuk 3, memorie van antwoord, afd. IX blz. 23/26).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 84