gelegenheid heeft, om ervaring op te doen en den invloed daarvan
op de eigen handelingen a. h. w. aan den lijve te ondervinden.
Men kan rustig doorseinen of (draadloos) telefoneeren, zonder
dat de noodzakelijkheid zich zal voordoen om bijv. de golflengte
te wijzigen naar gelang van de omstandigheden (o.a. bij aanzien
lijke verplaatsingen).
Is dit in overeenstemming met de werkelijkheid Neen.
Men wordt nimmer gestoord door de radio-activiteit des tegen
standers, en behoeft dus ter zake geen bepaalde voorzorgsmaat
regelen te treffen.
Is zulks in overeenstemming met de werkelijkheid Neen.
Men telefoneert en telegrafeert steeds in klare taal, zonder in
het minst rekening te houden met de mogelijkheid van de in
bedrijfstelling van een vijandelijken afluisterdienst.
Is dit in overeenstemming met de werkelijkheid Neen.
Werkte men daarentegen bij de oefeningen met twee volledige
partijen, en zou men de bovengenoemde elementen zij het ook,
ter wille van het verloop van de oefening, op bescheiden schaal
invoeren, dan zou, zoo lang we daarop nog niet zijn „inge
schoten", de actie daarvan ongetwijfeld den invloed ondervinden
inzonderheid zou de verbindingsdienst trager werken.
Zou dit echter meer in overeenstemming met de werkelijkheid
zijn Ja.
Voorts zou de noodzakelijkheid blijken, om óók in den bewe
gingsoorlog vaak vercijfering der berichten (zoowel telefonische
als telegrafische) te moeten toepassen. Dit zou ongetwijfeld op
onthoud bij de berichtenwisseling veroorzaken.
Maar zou dit wellicht een méér met de werkelijkheid overeen
stemmend beeld scheppen Ongetwijfeld.
Als we zoo zorgeloos zijn, om steeds maar in klare taal te
seinen of te telefoneeren, zal de vijand uiteraard nimmer tot storen
overgaan en ons rustig in den waan laten, dat er geen vijandelijke
afluisterdienst bestaat, totdat uit zijn maatregelen op een gegeven
oogenblik blijkt, dat hij van onze voornemens volledig op de
hoogte was. Wij mogen niet aannemen, dat een eventueele vijand
ons niet afluistert, en moeten dezen factor bij onze groote oefe
ningen inschakelen. Leiders en hoogere aanvoerders moeten met
dit denkbeeld volkomen vertrouwd zijn, want het is geheel over
eenkomstig hetgeen hun in oorlogstijd zal staan te wachten.
Hoewel het radio-verkeer in ons Leger thans nog niet zeer
intensief genoemd kan worden, en het bovenstaande wèl te be
schouwen is als een waarschuwing tegen al te intensief radio
verkeer, zoo staan daartegenover zóóveel voordeelen van de radio,
dat het moeilijk aan te nemen is, dat het radio-verkeer in de
toekomst in een bewegingsoorlog in de Indische terreinen zal
verminderen. De daaraan verbonden nadeelen zullen we op den
koop toe moeten aanvaarden. Doch hierin moet voor ons juist
10