4. DE BESTRIJDING VAN PANTSERAUTO'S GEDURENDE
DEN MARSCH, DOOR EEN VUURMOND VAN
DE BERGARTILLERIE.
door
C. G. J. TEERINK.
Kapitein der Infanterie.
In de toegepaste studie, voorkomende in het I.M.T. 1931 nos.
4 t/m 10 (blzn. 458, 629, 827, 920 e.v.), werd bij de spitscom-
pagnie een vuurmond van de bergartillerie ingedeeld methetoog
op het gevaar, dat de marschcolonne zou kunnen loopen bij het
optreden van vijandelijke pantserauto's.
De practische uitvoerbaarheid van deze bestrijdingswijze werd
(en wordt wellicht) niet alom toegegeven. Door welwillende me
dewerking waren wij in staat om proeven dienaangaande mede
te maken.
Aleer het verrassende resultaat hiervan te vermelden, moeten
wij, zij het ten overvloede, er den nadruk op leggen, dat het
gebruik van een stuk „berg" voor de bestrijding van pantserauto's
alleen gewettigd is, zoolang ons andere middelen ontbreken, het
blijft een hulpmiddel, door gebrek aan beter (b.v. 12.7 mm. mitrail
leurs) ons opgelegd. Zelfs indien het resultaat van de proeven
minder gunstig zou zijn geweest, zouden wij dat middel in onze
huidige omstandigheden toch nog niet willen prijs geven, in die
gevallen, dat de marschcolonne niet door daaraan voorafgaande
troepen tegen vijandelijke pantserauto's kan worden beschermd.
Zulks uit overwegingen van moreelen aard, want het ergste wat
een troep kan overkomen is te weten, dat hij bestreden kan wor
den met middelen, waartegen hij zich niet vermag te verdedigen.
Nu de proeven.
Het kader en de bediening van een vuurmond werd bekend
gemaakt, dat zij op de waarschuwing „pantserauto" den vuurmond
moesten afspannen, omzetten, richten op den weg en afvuren en
dat deze handelingen, met uitzondering van het richten, met de
grootst mogelijke snelheid moesten geschieden.
De tijd, welke hiervoor noodig zou zijn, werd door den batterij
commandant en ondergeteekende opgenomen, terwijl de richting
steeds werd gecontroleerd.
16