in de metalen vormen grooter te maken, want in werkelijkheid
is de neus van het gasmasker slechts uit schoonheidsoverwegingen
aangebracht en zit de neus van den maskerdrager hooger, doch
door de neuslijn van het masker, zoo hoog mogelijk beginnende
(tusschen de oogglazen) instede van „recht", gebogen te maken
waardoor meer ruimte tusschen neus en maskerdoek ontstond!
2. Het verbeteren van de oogglasconstructie.
Het kwam meermalen voor dat de ebonieten sluitringen, vooral
Ye^'vu'dig aandraaien, slipten. In de meeste gevallen is de
gasdichte afsluiting dan, vooral bij hooge gasconcentraties, niet
meer verzekerd. Dit euvel kon echter gemakkelijk verholpen wor
den door of de sluitringen onderling te verwisselen, c. q. vaneen
ander gasmasker, öf door een tweede losse pakkingring aan te
brengen. Dit nadeel werd nu geheel afdoende opgelost door de
sluitringen en oogglasvattingen te verhoogen en beiden van een
extra schroefdraad te voorzien.
3. Oogglazen.
Sommige oogglazen begonnen aan de zijkanten meer of minder
sterk te verteekenen. Hoewel de verteekeningen aan de zijkanten
met van veel beteekenis zijn, kan echter bij uitbreiding daarvan, het
gezichtsveld ten zeerste belemmerd worden. Daarom werden dan
ook alle gasmaskers van den aanmaak 1931 van een nieuw soort
triplex-oogglazen voorzien, die aan zeer hooge eischen t a van
optiek, temperatuur, vochtigheid, en zonlicht voldeden en
wordt dz. dan ook vermeend dat verteekening of vertroebeling
van het glas, ten gevolge van atmospherische invloeden, de eerste
gebruiksjaren uitgesloten zal zijn. Het nieuwe oogglas is echter
minder „splinterless" dan het oude.
4. Het aanbrengen van een nieuwen binnenrand.
De bestaande binnenrand van het gasmasker is van zacht
massief rubber vervaardigd, doch bleef het streven echter gericht
naar de vervaardiging van een nog zachteren binnenrand, waardoor
het voordeel verkregen zou worden dat het masker niet alleen
veel aangenamer op het gelaat zou zitten, doch ook door de
meerdere veerkracht van den rand, een betere gasdichte afsluiting
zou worden verkregen.
Dit mocht o.a. blijken bij oogglazen die gedurende:
a. 14 dagen onder water bewaard bij kamertemperatuur-
b. 14 dagen onder water bewaard bij 50°C.
van HpUnerlf0nideLWater bii 100°C- werden' waarb'j zich na afloop
p slechts aan den rand een melkwitten ring vertoonde, die echter
na^ afloop van de proef weder geheel verdween.
minLB'L 4°?'-Urige. ^"bestraling vertoonden de oogglazen optisch niet de
wdnig te zijnvergeeldtege" een witte" achtergrond gehouden, een
22