gezaghebbende is verbroken, op last van den hoogsten hiër archieken meerdere die tijdig te bereiken is is ook dit niet mogelijk dan op eigen verantwoordelijkheid. Hieruit volgt, dat niet maar raak wordt vernield en dat het nagaan der voorberei dingen voor vernieling zich zal uitstrekken tot bepaalde in de opdracht genoemde bruggen en kunstwerken. In de punten 58 en 67 zou in stede van „punten", in het terrein tusschen de wegen, beter gesproken kunnen worden van terrein- deelen of van terreinvoorwerpen. Een punt wordt niet bezet, maar wel zooals 70, la ook aangeeft, de TERREINVOORWERPEN, die onvoorwaardelijk moeten worden vastgehouden (67) en wel door de voorposten-detachementen. De wachten, welke ter hard nekkige verdediging her meest nabij den rand van het door het voorposten-detachement vast te houden terreinvoorwerp worden opgesteld zijn niets anders dan de veiligheidsbezetting van de gevechfsopstelling van een voorposten-detachement. De opmerking, welke we hiervoor maakten over de verbinding tusschen voorhoede en hoofdmacht geldt eveneens voor het ver melde in punt 60. Beter ware hier dus te vermelden dat voor snelle en betrouwbare verbinding in de voorpostenopstelling en van de rustende hoofdmacht met deze, moet worden gezorgd. Wanneer we 61(2), waarin is bepaald dat bij het intreden van de duisternis de cavalerie teruggaat ACHTER de infanterie van de voorposten, tenzij de haar vergezellende wielrijders-afdee- lingen", enz. vergelijken met 106 van het G. V. C., waarin wordt gezegd dat afhankelijk van den afstand waarop de cavalerie zich voor (achter, zijwaarts van) de te beveiligen troepenmacht bevindt en dus van hare sterkte zij bij het eindigen van den dagmarsch al dan niet zal worden TERUGGENOMEN, dan is m. i. de op vatting van 106 G. V. C. beter omdat der cavalerie in dit geval dikwijls een nachtmarsch zal worden bespaard. Bovendien spreekt 61(2) A. T. V. van terugvallen achter de infanterie van de voor posten, d. i. dus achter de voorposten-reserve, terwijl in het slot van dat zelfde punt wordt gesproken van terugvallen OP de voor posten, hetgeen niet hetzelfde is. De regeling van de parlementairkwestie geeft door de wijze waarop ze in punt 65 op den voorgrond is gesteld reden tot gis singen. De voorposten-commandant zal o.m. de PLAATS bepalen waar parlementairs mogen worden ontvangen, terwijl in 76(1), vermeld staat, dat een parlementair door den wachtcommandant wordt ontvangen, en voorts, dat de bescheiden welke een parle mentair heeft af te geven (door de post waarbij de wachtcom mandant is geroepen) tegen ontvangstbewijs worden aangenomen. 31

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1932 | | pagina 31