ontbreken. „Hardnekkige" verdediging is overigens een pleonasme. Wij verstaan immers, indien geen andere bevelen zijn gegeven onder verdediging van een terreindeel standhouden tot het uiter ste, alzoo tot den laasten man. G. V. I. 170(2). In 73 wordt medegedeeld, hetgeen het bevel dat iedere wacht commandant van den commandant van het voorposten-detachement ontvangt o.m. moet inhouden. Nu is het inderdaad moeilijk om alles wat zoo'n bevel KAN inhouden te vermelden. Doch zeker had hier niet onvermeld mogen blijven sterkte en plaats van de wacht plaats van de nevenwacht(en). het alarmsein tijdstip van ingaan van den nacht- en van den dagdienst en van de aflossing (het tijdstip van aflossing is wel, 80(1), voor het piket bepaald het komt wenschelijk voor ook voor de wachten het uur van af lossing te bevelen). Wat de sterkte van de wacht betreft, wordt in 72(2) bepaald, dat deze als regel niet sterker zal zijn dan een brigade. In verband met de hardnekkige verdediging, welke volgens 70(1) van een wacht wordt geëischt, is het m.i. beter om te bepalen, dat de sterkte minstens 1 gevechtsgroep (1 k.m. groep en 1 k. groep) moet be dragen. Bij een „hardnekkige" verdediging mogen k.m.'s toch zeker niet ontbreken. De deserteurs, waarvan 76(2) spreekt, worden ontwapend en naar het voorposten-detachement geleid. Hier blijven ze natuurlijk niet. Het behoort tot de taak van den voorposten-commandant om te bepalen, wat er verder mede moet geschieden. Dat aan ruiters, wielrijders en motorvoertuigen den noodigen tijd tot halthouden moet worden gelaten, 78(4) en daartoe overdag tijdig het teeken halt moet worden gegeven, is juist. Echter dienen we ook 'S NACHTS maatregelen te nemen, dat voertuigen en men- schen tijdig voor een post halthouden. Men zou b.v. kunnen bepalen, dat alsdan een lantaarn rechtstandig op en neer zal wor den bewogen, althans wanneer bekend is, dat eigen wielrijders, ruiters, motorvoertuigen zich nog voor de voorposten bevinden. Indien we juist zijn ingelicht is invoering van lichtpistolen met sein- en lichtpatronen binnen korten tijd in ons leger te verwachten. In dat geval zou het bepaalde in 81 n.l., dat de patrouilles voor alles dienen om tijdig te waarschuwen voor onraad, hetgeen veelal alleen kan geschieden door schieten, kunnen worden uitgebreid met bij duisternis een lichtpistool met sein- en lichtpatronen mede geven. 33

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1932 | | pagina 33