Het is alleszins juist, dat den patrouille-commandant DUIDE
LIJK moet worden bevolen wat van hem verlangd wordt (o.m. taak,
te volgen weg, uur van terugkomst, 83(1). Ter wille van de dui
delijkheid en ten behoeve van het kader zou het aanbeveling ver
dienen te vermelden, wat al zoo van den patrouille-commandant
verlangd KAN \yorden. O. m. zegt zoo weinig. In 83(2)
worden eenige zaken genoemd, welke de patrouille-com
mandant aan zijn manschappen moet mededeelen. Het hier ver
melde woord en herkenningsteeken had toch zeker ook moeten
voorkomen onder hetgeen den patrouille-commandant DUIDELIJK
83(1) door den wacht- of voorposten-detachementscommandant
moet worden bevolen. Volledig ware in een (mondeling) bevel
voor de patrouilles op te nemen
a). laatste inlichtingen omtrent den vijand,
b). taak der patrouille
c). te volgen weg
d). het punt waar de patrouille zich gedurende een bepaalden
tijd moet opstellen om waar te nemen (staande patrouille,
70, 1 c).
e). uur van terugkomst;
f). herkenningsteeken, bij nacht (duisternis) het woord en alarm-
sein
g). of 's nachts van licht- (sein-) patronen mag worden gebruik
gemaakt.
Over het geven van de gevechtsbeveiliging door de infanterie
aan de artillerie en mitrailleurs zou, indien de commmandanten
dier wapens zich op verschillende voorschriften beriepen (A. T.
V., G. V. I. en G. V. Mob. A.) wrijving KUNNEN ontstaan.
Het A. T. V. toch zegt in 84(3), dat de commandant der naast-
bijzijnde infanterie-afdeeling zoo noodig de vereischte maatregelen
voor de beveiliging van de artillerie en de mitrailleurs, welke niet
veilig zijn opgesteld, treft. De gevechtsbeveiliging wordt dus, ook
zonder dat daarom gevraagd wordt, door den infanterie-comman-
dant gegeven. Volgens het G. V. Mob. A. 86 en het G. V. I. lob
doen de artillerie- en mitrailleurcommandanten daartoe het VER
ZOEK. Kwestie over „hij heeft het mij niet gevraagd", of „hij
heeft mlij geen beveiliging gegeven" behoeven echter niet voor te
komen, indien een juiste opvatting van de bovengenoemde gevechts-
beveiligingstaak bij de verschillende commandanten bestaat en zij
van de dringende noodzakelijkheid van wederzijdsche onderlinge
samenwerking zijn doordrongen.
Marschen.
In het hoofdstuk marschen wordt in 86a gesproken over het
nakomen van de voorschriften, waaraan tijdens een marsch streng
34