de hand moet worden gehouden. Nu verschillende onderdeelen der
divisie auto's en motorrijwielen in hunne organisatie tellen, is het
niet overbodig om voor den afmarsch er op toe te zien, dat de
motoren dier auto's en motorrijwielen goed werken en van de noo-
dige brand- en smeerstoffen en koelwater zijn voorzien.
In 89(2) is bepaald, dat voor ELK echelon de marschorde wordt
vastgesteld door den commandant daarvan, tenzij de bevelhebber
het noodig oordeelt zulks zelf te doen. Men moet dus niet vergeten,
dat 45(1) waarin positief gezegd wordt, dat de voorhoede- (achter
hoede-) commandant de indeeling en den marsch (marschorde)
van de onder zijn bevelen gestelde troepen regelt, moet worden
gelezen in verband met 89 (2).
Onder B. Marschen buiten het bereik van den vijand wordt in
92 (3) bekend gesteld, dat de commandanten van troepen of zelf
standige treinafdeelingen, welke uit verschillende kwartieren
moeten afmarcheeren er voor verantwoordelijk zijn, dat zij op
tijd hare plaatsen in de colonne in kunnen nemen. We zouden
hieraan toe willen voegen, dat de bevelhebber in zijn marschbevel
behoort aan te geven de marschwegen der verschillende onder
deelen, het tijdstip en de plaats wanneer en waar de onderdeelen
in de colonne moeten komen. Door bovenstaande maatregelen zal
dikwijls doelloos heen en weer loopen of wachten van te vroeg
in den marsch gegane afdeelingen kunnen worden voorkomen.
Om tijdens een marsch de onderdeelen eener colonne gelijk
tijdig en even lang te doen rusten, 100(1), zal de colonne-com
mandant die rusten van te voren kunnen bepalen, zoodat a.h.w.
automatisch tot rust wordt overgegaan op van te voren in het
marschbevel bepaalde tijdstippen. Met het nemen van maatregelen
(signalen, ordonnansen), opdat alle onderaanvoerders ten snelste
kunnen onderkennen, dat het halthouden plaats heeft, 100(2),
gaan altijd nog eenige minuten verloren.
Wel is in 114(14), oorlogsmarschen, bepaald, dat het aanbe
veling kan verdienen de tijdstippen waarop rusten zullen worden
gehouden reeds vóór den aanvang van den marsch vast te stellen,
doch beter ware het m. i. deze bepaling ook voor marschen buiten
het bereik van den vijand toe te passen. Willen de rusten inderdaad
even lang en gelijktijdig zijn, dan dient voor den afmarsch den
juisten tijd door de commandanten der onderdeelen van den colon-
necommandant te worden overgenomen.
In 106 (2) C. oorlogsmarschen, wordt er op gewezen, dat de
commandant eener colonne tot het gevechtsvaardig bereiken van
35
In 86 a wordt bij troepen te paard gesproken van optuigen en BEpakking.
In 86 b zal in stede van OPpakken wel BEpakken bedoeld worden.