opgedragen aan een afzonderlijke groep of als neventaak worden opgedragen aan de groep contrabatterijen. Ter wille van de vol ledigheid ware dit ook onder c van 144 A. T. V. te vermelden. De definitie van den tegenSTOOT, d.i. dus de aanval binnen de grenzen van het te verdedigen terreindeel (terreinvoorwerp) waarbij men zich tevreden moet stellen met den binnengedrongen vijand weer terug te werpen, vindt men in 147(5). Een omschrijving van hetgeen onder tegenAANVAL moet wor den verstaan, zoekt men in onze gevechtsvoorschriften tevergeefs. Of moet (mag) uit 147(5) de gevolgtrekking worden gemaakt, dat de tegenaanval de beslissing brengende manoeuvre buiten dat terreindeel (terreinvoorwerp) is Een feit is het, dat onze ge vechtsvoorschriften de woorden tegenstoot en tegenaanval naar believen en willekeurig door elkaar gebruiken, terwijl slechts van tegenstoot een definitie wordt gegeven. We zouden overeenkomstig de Fr. opvatting de volgende omschrijvingen van a) tegenstoot, b) tegenaanval, c) aanval, in onze voorschriften willen aanvaarden a). de t e g e n s t o o t. Komt vanzelf los binnen het bataljons verband op initiatief van een sectie- (groeps- of brigade-) com mandant, G. V. I. 200, 2 of van een compagniescommandant, 229, 2 zonder steun van artillerie. Willen tegenstooten kans van slagen hebben, dan zullen zij verrassend, zonder nader bevel, te voren bestudeerd (G. V. I. 51 en 229, 2) en van geringen omvang moeten zijn. Het zal duidelijk wezen, dat alleen de compagnies-, sectie-, brigade-, en groepscommandanten ter plaatse, op wier initiatief de tegenstooten moeten worden uitgevoerd met kennis van zaken den toestand kunnen beoordeelen en op het juiste moment kunnen handelen. Als een commandant van een onderdeel, dat een tegen stoot, zal uitvoeren, bevelen daartoe van achter afwacht, zal hij altijd te laat optreden, want er zal toch steeds een zekere tijd (immer nog te lang) noodig zijn om zich rekenschap van een of andere gevaarlijke situatie te geven, dezen gevaarlijken toestand te melden, bevelen te ontvangen tot den stoot, deze bevelen te verwerken en uit te voeren. Daarbij komt nog, dat de chef, die zich meer naar achter bevindt den toestand niet of onvoldoende overziet en daardoor de berichten minder goed kan beoordeelen, hetgeen het nemen van minder juiste beslissingen ten gevolge kan hebben. b). de tegenAANVAL, welke wordt ingezet op bevel van hooger hand en bij voorkeur met steun van artillerie. In onze verhoudingen zal dus een tegenaanval als regel worden uitgevoerd door een regiments- of divisiereserve op bevel van een regiinents- of divisie-commandant een tegenaanval door b.v. 1 a 2 compag nieën der bataljons-reserve met steun van artillerie is natuurlijk niet uitgesloten. 41

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1932 | | pagina 41