van „voorposten". De verschillende benamingen voor de frontbe veiliging eener stelling wijzen er op, dat er te dien opzichte een leemte bestaat in het A. T. V. en dat het wenschelijk voorkomt een voor allen duidelijk beeld in te voeren. We zouden de beveiliging eener stelling eenvoudig willen zien opgedragen aan voorposten en deze dan ook zoo noemen. Die voorposten kunnen tot taak hebben 1). waarschuwen of 2) standhouden. Indien de voorposten een waarschuwende taak ontvangen zullen zij (door wachten, posten, en patrouilles) moeten beletten a). dat betrekkelijk zwakke afdeelingen de werkzaamheden aan de stelling door vuur bemoeilijken, b). de stelling van nabij verkennen, c). tijdig moeten waarschuwen voor een krachtigen aanval, d). den naderenden vijand, althans zooveel oponthoud veroor zaken-, dat de stelling zonder te veel hinder van vijandelijk vuur kan worden bezet door de onderdeeleii der bezetting, die in de nabijheid der in te nemen gevechtsopstelling legeren. 2). Is de taak standhouden, dan worden door de voorposten- detachementen) die terreindeelert bezet, welke onvoorwaardelijk moeten worden vastgehouden. Teneinde met zoo min mogelijk in fanterie te volstaan, worden in de van nature sterke terreindeebn steunpunten ingericht, welke in breedte en diepte gegroepeerd het tusschengelegen terrein kunnen bestrijken en elkaar met flan- keerend vuur steunen (vuurplan). Spreken onze gevechtsvoorschriften dus nergens over een be veiliging in front eener stelling, nog vreemder doet het aan dat deze afwezigheid van de beveiliging ook nimmer bij den tegen stander verondersteld wordt. Uit onze voorschriften toch krijgt men den indruk, dat wij immer het geluk zullen hebben dadelijk op de hoofdstelling te stuiten. Inleidende gevechten worden door ons niet gevoerd. Men zie over dit onderwerp, hoofdstuk XVII B. Infanterie door J. H. UHL, Kap. v. d. G. S., W. J. 1930, blz. 383. Ook deze schrijver merkt over de afwezigheid van regels omtrent inleidende gevechten zoo wel tijdens den naderingsmarsch als tegen een tegenstander, die zich heeft vastgezet, op, dat hierin een belangrijke verbetering zou kunnen worden gebracht, indien een Gevechtshandleiding evenals vroeger, de noodige klaarheid zou brengen omtrent de wijze, waar op het gevecht moet worden gevoerd. Een andere kwestie is, dat het A. T. V. in 154(2)—G. V. I. 259(3) de KAMPIOEN der hindernissen n.l. de ijzerdraadver sperring niet noemt onder de eenvoudige hindernissen, welke aan de verdediging krachtigen steun kunnen verleenen. Eigenaardig is het voorts, dat noch in het A. T. V., noch in het G. V. I. op de groote waarde, welke kunstmatige hindernissen 43

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1932 | | pagina 43