Tenslotte mogen we in dit verband nog wel eens herinneren
aan de uitspraak van een gezaghebbend schrijver op tactisch
gebied, den colonel Lemoine (wij meenen in de Revue d'infan-
terie van (1923); ,,Pour un terrain donné il yaunfront d'ataque
minimum". Ook in Indië zullen we ons aan deze waarheid niet
kunnen onttrekken. En toch wordt zij hier veelal over het hoofd
gezien.
Wat eindelijk de „conclusie" op blz. 501 aangaat, wij meenen
in het hieraan voorafgaande onze afwijkende opvatting nader te
hebben toegelicht. O. i. is de tweede zinsnede van deze conclu
sie niet ten volle in overeenstemming met de eerste. Immers
daarin verwerpt ook de heer Sandberg den artilleriesteun in tijd
maat. En daar gaat het tenslotte om. In den grond betoogt hij
dus eigenlijk hetzelfde, daar ook wij wenschen, dat de artillerie-
steun bij een aanval systematisch wordt opgezet. Wij verwerpen
echter het schema, zoowel in algemeenen zin, als dat wat de
heer S. in de plaats geeft van „artilleriesteun in tijdmaat" en dat
zooals wij reeds hebben uiteengezet in wezen en speciaal niet
ten aanzien van de nadeelige eigenschappen ervan er zich niet
van onderscheidt.
Het door den schrijver als slot gegeven voorbeeld accentueert
scherp hoe onvoldoende onze artillerie is. Hoe ook verdeeld en
ingezet, steeds is zij ontoereikend voor de haar toebedeelde
taak, waarin zij dus ook steeds tekort zal schieten.
Overigens juichen wij het in dit voorbeeld toe, dat ook bij de
frontgroep (vasthoudende groep), die volgens de geldende opvat
tingen, nog steeds mede moet aanvallen, een afdeeling steunende
artillerie is aangewezen. Alleen vreezen wij, dat zelfs met dien
artilleriesteun weinig kracht van deze groep zal uitgaan.
Samenvattende hopen wij te hebben aangetoond, dat de door
den heer S. in zijn opstel gepropageerde beginselen au fond niet zoo
zeer van de door ons voorgestane verschillen. Dat de heer Sand
berg deze in zijn „conclusie" niettemin zoo scherp heeft verwor
pen, kunnen wij slechts verklaren, doordat hij van een andere
praemissie is uitgegaan, zooals wij reeds bij de aanhef van dit
wederwoord betoogden.
Wij hebben slechts getracht aan te toonen, dat, met de artil
lerie, waarover ons veldleger organiek beschikt, een frontale
aanval op een zich ter verdediging ingericht hebbende vijand
hetgeen onherroepelijk in zich sluit het toepassen van mechani-
schen, schematischen artilleriesteun, vuur in tijdmaat of vuurwals
een onmogelijkheid is.
Wij hebben ook getracht te bewijzen, dat om een populair beeld
te gebruiken de vuurwals niet mag ontaarden in een „vuur-
56