65 11. TAKTIEK EN BEVELVOERING IN KLEIN VERBAND. TOEGEPASTE STUDIE door R. B. VAN DIJKEN en C. G. J. TEERINK. Kapiteins der Infanterie. (Zie I. M. T. '31 Nos. 4 t/m 12; kaart in No. 4 of 8 en calque in dit nummer). UITWERKING (VIII). (Marsch van een ontplooid bataljon op geruimen afstand van den vijand). Nadat C. 1-1 R. I. het Det. bevel No. 12 (Zie No. 12 blz. 1116) bestudeerd heeft, zendt hij zijn luitenant-adjudant naar de le, 2e, 3e cie, het pel. M. en de G. T. met bevel „Onmiddellijk na aankomst in marschdoel: handgranaten, en van de G. T. „munitie 50 patronen per k. dragende aan de cieën uitreiken veldflesschen „vullen. Handgranatenkarren rijden op naar le en 2e, en naar 3e en 4e cie". Hij beveelt dit zelf aan de 4e cie, waarbij hij marcheert. (MANTRITJINA, No. 5, 8.05 v. m.). In TJiPAKOE 1 zendt hij dadelijk een verk. patr. (1 k. en 1 k. m. gr.) uit met opdracht: „Verk. patr. No. 2 naar graven PASIRPANDJANG; kompasrichting 61. „Ill en 11 -1 R. I. rukken op naar den rug -4f 698 DJATI 2. „Het bataljon gaat naar TJ1PEUDJEUH 2 en het terrein O. daarvan. „R. gevechtsbeveiliging van het Det. naar PASIRPANDJANG. „Verken overgangen over de TJI GENTOER tusschen PASIRPAN- „DJANG en 701, en de aanwezigheid van vijand op den rug PASIR- „PANDJANG TJIGOEROEDOEG. Verkregen voeling met den vijand „bewaren. „Berichten naar TJIGAROEGAH". De opdracht wordt op de kaart van den patr. C. met potlood aangegeven, waarna deze herhaalt en afmarcheert (No. 6, 8.45 v. m.). T oelichting. Van het noodzakelijk oponthoud in de marschdoelen voor de bevelsuitgifte moet gebruik worden gemaakt voor het uitreiken van de G.T. munitie enz, en het vullen der veldflesschen; anders moet hieraan vóór het verlaten der wegen bij TJIPEUDJEUH 2 geheel afzonderlijk tijd worden besteed. Het vroegtijdig uitzenden van verkenningspatrouilles is reeds eerder door ons bepleitook zonder dat daartoe van den Det. C. opdracht zou zijn ont vangen, moet C. 1-1 R I. in zijn waarschijnlijke opmarschrichtingen doen verkennen. Het onderhouden van voeling met den vijand, zooals voorgeschreven in G. V. I. 29, G V. C. 95,101 en 134, en zooals ook blijkt uit A. T. V. 55 (5) is een eisch voor alle infanterie-patrouilles, de opdracht „voeling met den vijand bewaren'' is dus feitelijk overbodig en worde als een herinnering aan die plicht beschouwd. C. Verbind, br. krijgt opdracht om dadelijk aan te vangen met den aanleg van tf. verbinding TJIBOER1AL 1_— TJIPEUDJEUH 2 TJIGAROEGAH,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1932 | | pagina 65