7. NAAR AANLEIDING VAN „OPLEIDING VAN
JAVAANSCHE RECRUTEN BIJ DE INFANTERIE".
door GEOS
door
Inf.
Gaarne zouden wij in verband met de paragraaf „Exercitiën"
van bovenaangehaald artikel eenige opmerkingen maken.
De vragen daarin, betreffende eenige punten van het R. I.,
herinnerden ons er aan, dat nog altijd bij de recrutenopleiding
een belangrijk deel van den tijd wordt besteed aan vele, naar
ons voorkomt, totaal overbodige exercitiën. Als voorbeeld noem
ik maar het door Geos vermelde
„Exerceeren met de marechaussee-sabel.
„Liggen op twee gelederen.
„Beoefenen van den looppas bij den schuinschen marsch
„in linie.
Onmiddellijk wordt toegegeven dat de opzet van ons R. 1.
dwingt tot dergelijk oefenen.
Daar nu een noot van de redactie bij het aangehaalde artikel
ons tevens doet vermoeden dat een wijziging van het R. I. op
komst is, zouden wij daarvóór onze meening, die zeer grondig
aan de praktijk is getoetst, over dit voorschrift willen geven.
Wat hebben wij aan exercitiën bij de veldbataljons noodig?
Daar wij vrijwel geen tijd hebben om het exerceeren op het
exercitieveld te beoefenen en waar zelfs door regiments- en
korpscommandanten bijna overal wordt gelast dit uitsluitend te
doen tijdens den marsch naar en van het oefeningsterrein, is het
noodig dat de exercitiën zoo sober en eenvoudig mogelijk zijn.
Dit zou tevens het voordeel hebben dat wannéér dan de troep
exerceert, als b. v. bij parades, allen de weinige en eenvoudige
bewegingen absoluut onder de knie hebben en de uitvoering
onberispelijk kan zijn, iets wat vooral in den tegenwoordigen
tijd als een eerste eisch moet gelden.
Een ander voordeel zou zijn dat de recrutenopleiding hiervan
dadelijk profiteert, doordat meer tijd beschikbaar komt voor de
instructie voor het eigenlijke werk van den modernen soldaat
n. 1. de opleiding tot het gevecht.
50