die een echelonneering in de diepte eischt. Ook wat de bevels
verhouding betreft, wijk ik af van de inzichten van A. Ik eisch
in dit stadium juist een centralisatie tot iederen prijs, Waarom
Omdat de artilleriesteun in de phase van den beslissenden aan
val tot in de kleinste bijzonderheden geregeld moet zijn van boven
af. Alleen deze wijze van optreden waarborgt een concentratie
van krachten op het beslissende punt. Natuurlijk zijn er ook al
weer gevallen, dat men de centralisatie noodgedwongen wel moet
loslaten. Ik noem b.v. de omtrekking, die gericht is op flank en
rug van den tegenstander. In velerlei omstandigheden zal dan con
centratie niet tot het gewenschte doel voeren, maar des te meer
zal in dat geval het plan feilloos moeten zijn vastgesteld, opdat
men de centralisatie zooveel mogelijk nabij kome.
Hoe artillerie-steun bij den aanval wordt verleend heb ik be
schreven in 1. M. T. 1931 No. 2 blz. 176 laatste alinea e. v. bladzij
den. Ik zal dus ook wat dit stadium betreft, niet in herhalingen
treden, noch in verdere details afdalen.
Ik moet ook de aanvalswijze volgens Bruchmuller en de me
thode Pulkowski als bekend aannemen met het oog op de plaats
ruimte, o. m. verwijzen naar de diverse afleveringen van R. A. 1930
l'artillerie dans l'offensive. De in die artikelen vervatte beschou
wingen zijn het resultaat van den Eur. oorlogzonder volledige
bestudeering daarvan is over het onderwerp niet te debatteeren,
Van deze gegevens uitgaande, die gebaseerd zijn op den stelling
oorlog, heeft men ze slechts toepasselijk te maken op den bewe
gingsoorlog.
De belangrijkste daarbij optredende verschillen en hunne oor
zaken zijn de volgende. In de eerste plaats vallen wij als regel
niet aan op een versterkt front, beschermd door hindernissen,
waaruit volgt, dat een voorbereidend artillerievuur, zelfs een zooda
nig als Pulkowski zich dat dacht, vervalt.
Er valt dus tot steun van den hoofdaanval geen schot voor het
uur U, waarop de infanterie haar uitgangsopstelling verlaat. Het
gevolg daarvan is, dat de artillerie veel korter periodes vuurt dan
in den stellingoorlog, bovendien intermetteerend. Tusschen het
vuur op elk volgend object treedt een rustpauze in, waarin
de artillerie haar vuurmonden koelt, wischt, oliet. Als gevolg
hiervan is het door het kiezen van sneller tempo's mogelijk,
onder behoud van de gewenschte vuurdichtheid belangrijk bree
der strooken onder vuur te nemen. Had men in den stelling
oorlog voor een afdeeling een maximum breedte toegewezen
van 2 a 300 m., in den bewegingsoorlog neutraliseert men met
een afdeeling (4 st. batterijen) volgens Alléhaut 6 a 800 m. Op
onze artillerie toegepast, aannemende dat de Veld met spreiden
in gericht vuur tempo 8 haalt, de Berg die moeilijker spreidt,
tempo 6, wat alleen mogelijk is bij goed geoefende bediening,
komt men met de 3 stukken batterij op resp. 600 en 450 m.
front per afdeeling. De Houwitser komt hier niet in aanmerking,
98