profiel stroomt, is het aspect machtiger dan dat van den bovenloop,
waar de stroomversnellingen en stroomgolven nietzoo'n grootschen
indruk maken.
Waar de rivier zich door een rotsachtigen heuvelrug breekt,
treft men een vernauwing van het profiel aan, gepaard gaande
met een sneller stroom. De oevers rijzen daar soms steil uit de
rivier op, dan weer bestaan ze uit rolsteen-banken of hoog op
gestapelde rotsblokken.
Profielvernauwing treedt ook op als gevolg van de aanwezigheid
van een verhoogden drempel, waarover het water met kracht
naar beneden stroomt.
De bodemgesteldheid is de oorzaak van het aanwezig zijn der
stroomversnellingen. De terreinhelling is niet overal dezelfde, de
stroom kan dan ook niet op alle plaatsen even sterk zijn.
Bestond de bodem over degeheele lengte der rivier uit dezelfde
substantie, dan zou het water, langs de laagste plaatsen gaande,
zich in den loop der tijden een nagenoeg gelijkmatige goot uit
geslepen hebben.
We onderscheiden daarom ook
A. Stroomversnellingen, ontstaan in gedeelten, waar, als gevolg
van de terreinhelling, over een vrij grooten afstand een nogal ge-
lijdelijk verval bestaat, doch waar de verschillen in bodemformatie
een gelijkmatige uitslijting verhinderd hebben.
We denken hierbij aan de rolsteen-banken-stroomversnellingen,
welke zoo veelvuldig voorkomen in de gedeelten met mooie, open
valleivorming met gelijkmatige terreinhelling.
B. Stroomversnellingen ontstaan in riviergedeelten, waar de
rivier zich een weg heeft moeten banen door bergruggen heen.
Naar gelang van de formatie dier bergruggen (het gesteente)
kan men krijgen
1. Wanneer het gesteente van den bodem en de oevers der
rivier uit een en dezelfde harde substantie bestaan, welke niet
door de inwerking van water uiteen-valt, een gelijkmatige even
redig met de plaatselijke stroomsterkte uitgeslepen goot.
2. Wanneer de steenformatie der oevers en van den bodem uit
verschillende steensoorten bestaat welke niet bestand zijn geweest
tegen de inwerking van het water, stroomversnellingen, welke
naast een belangrijke vernauwing ook nog een opeenstapeling
van rotsblokken aan de oevers vertoonen.
3. Stroomversnellingen, die een combinatie vormen van die
onder ad 1 en ad 2 bedoeld.
Bij alle stroomversnellingen kunnen zich complicatie's voordoen,
bijv.
1. in het rivierbed bevinden zich een of meer groote steen
klompen, welke van een hardere steensoort zijnde, in den loop
der tijden niet afgesleten zijn. Daar deze steenklompen in lichten
169