prauw ('de voorsteven) tegen de golf komt, wordt zij door dezen iets opgeheven, zoodat geen gevaar voor inslaand water bestaat. Veronderstelt men dat in figuren 13 en 14 de rechter oever onbegaanbaar is, dan moet men dus langs den linker oever stroomop varen zooals de teekening aangeeft dus met den tegenstroom mee tot aan de punt van den vooruitstekenden neus. Reeds eerder zijn eenige roeiers aan den wal gesprongen om de prauw daar te kunnen tegenhouden (denk aan den tegenstroom). Nu moet men den achtersteven naar het midden brengen langs en evenwijdig den hoofdstroom (zie fig. 14). Dit heeft nogal voeten in de aarde, daar eerst de tegenstroom over wonnen moet worden en daarna het opborrelende water. Men doet dit (de achter roeier) door pagaaien (dajong) eventueel ge holpen door iemand aan den wal, die den achtersteven met een vaarboom afduwt. Nadat de prauw eenmaal in den gewenschten stand is gebracht vergelijkt men de hoogte van den voorsteven met die van den golf of het te bereiken niveau om te zien of het mogelijk is het hoogteverschil te overwinnen door eventueel geheel of gedeeltelijk uitladen of het plaatsen van een hulpsteunpunt. Wanneer e.e.a. niet mogelijk is, moet men de prauw overland tot voorbij het moei lijke punt trekken. Daar de afvaart zeer snel gaat, moet men, bij een stroom versnelling aankomende, deze eerst verkennen om de beste route te kunnen bepalenbij eenvoudige versnellingen doet men dit bovenstrooms de versnelling op het midden der rivier, door de prauw tegen te houden of niet meer te roeien. Bij moeilijke versnellingen gaat men aan land en de roeiers (het hoofd der roeiers is de baas) verkennen de stroomversnel ling door langs den kant er heen te loopen, zoodat ze desnoods de diepte plaatselijk met hunne vaarboomen kunnen vaststellen. Zij beoordeelen of men haar, eventueel met uitladen van passagiers en goederen, afvaren kan en zoo ja welke route dient te worden genomen. Als regel geschiedt het afvaren langs dat gedeelte der rivier waar de stroom het sterkst is, doch is men vaak genoodzaakt hiervan af te wijken, doordat het vaarwater daar te gevaarlijk is door de aanwezigheid van steenen, groote golven enz. in welk geval men dan toch zoo dicht mogelijk langs die plaatsen blijft, waar de stroom het sterkst is, als met de veiligheid overeenkomt. Hierboven bij het behandelen van de stroomversnellingen zijn hieromtrent reeds voldoende gegevens verstrekt om hierop nog verder door te gaan. Do navigatie der prauwen behoort uitsluitend tot de bevoegd- heid der roeiers, met in elke prauw een zgn. kepala prauw. De patrouille-commandant mag alleen ingrijpen in deze bevoegdheid door de roeiers tegen te houden wanneer zij te veel willen wagen 180

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1932 | | pagina 22