en biiv met beladen prauwen obstakels willen passeeren, terwijl
het gevaar voor ongelukken sterk zou verminderen of niet meer
aanwezig zou zijn, door de prauwen uit te laden of over and
te trekken. Hieronder worden eenige gegevens verstrekt omtrent
de (tactische) wijze van varen, welke uitsluitend tot de bevoegd
heid van den patrouille-comdt. behoort.
Men vertrekt des morgens vroeg (6.30 v.) om te 9.00 v.
ongeveer te rusten. Van deze rust maken de roeiers gebruik om
te baden en te rooken. Hierna wordt doorgeroeid tot 11 v.
het tijdstip van de groote rust, gedurende welke gekookt en ge
geten wordt; de Inheemsche roeiers werken beter, wanneer zi] op
dien tijd warm eten krijgen.
Om 12 v 's middags wordt weer vertrokken om tegen 4 uur
n. een geschikte bivakplaats te zoeken. Hiertusschen wordt weer
even gerust te 2 uur n.
Bij het bivak maken in den beneden-loop moet men steeds
rekening houden met de aanwezigheid van krokodillen des nachts
naar de rivier gaan dient verboden te worden.
Een goede bivakplaats is afhankelijk van twee factoren n. l.
1. Goede plaats voor de legering der patrouille.
2 Een goede en ongevaarlijke ligplaats voor de prauwen.
Hooge grindbanken zijn oogenschijnlijk mooie en vooral schoone
bivakplaatsen, doch vooral voor nieuwelingen niet ongevaarlijk,
daar de rivier verraderlijk snel kan rijzen, waardoor het water in
het bivak staat, vóór men het beseft. Vooral in midden-en boven
loop moet men dus vooral in den regentijd vermijden op grind
banken te bivakkeeren en steeds als een axioma voor oogen
houden, dat bivak betrokken moet worden boven bandjirpeil. Het
bandjirpeil kan men aan de oevers constateeren aan bladeren,
takjes en andere vuiligheid in de takken van het oevergeboomte,
terwijl men daar de afscheiding van den bandjir door een vuile
bruine kleur veelal ook nog kan waarnemen.
De bandjirs laten trouwens overal sporen achter, die over net
algemeen nogal duidelijk waarneembaar zijn, mits men geleerd
heeft ze te onderkennen.
Wanneer de rivier bandjirt zeggen de roeiers al spoedig, dat
er niet doorgevaren kan worden; men moet echter de oeverbe
groeiing als maatstaf nemen. Zoolang men nog zonder teveel
moeilijkheden onder de overhangende takken kan doorvaren kan
De ligplaats der prauwen moet afhankelijk worden gesteld van
de factoren stroom, tegenstroom, waterwerking, scherpe steenen,
Z11Heteisnduidelijk, dat men de prauwen niet vastbindt op plaatsen
waar een sterke stroom of tegen-stroom staat, zoodat de Prauwen
steeds heen en weer bewogen worden en tegen elkaar stooten,
terwijl bij bandjir de stroom sterker wordt en boomstammen enz.
worden meegevoerd, die de prauwen zouden kunnen vernielen.
181