in front worden beschermd door ruim van handgranaten voorziene geweer (karabijn) schutters. De mitrailleurs zullen dus in front ook moeten worden be schermd door ruim van handgranaten voorziene schutters. De commandant der naastbijzijnde infanterieafdeelingen, die eventueel (155) voor de beveiliging dient te zorgen zal hiermede dus rekening dienen te houden. Wil men de in 175 bedoelde geweer-(kar:)schutters ruim van handgranaten voorzien, dan zal men van de overige manschap pen de handgranaten moeten innemen. De Q. T. heeft immers (nog) geen reserve-handgranaten Ten aanzien van 176 (1) het volgende: Hier vindt de lezer vermeld, de karabijn-mitrailleurs, behoorende tot afdeelingen welke tot taak hebben de in de voorste zone gedrongen vijandelijke afdeelingen terug te werpen 153 (1) A. T. V. de compagnie's reserve) zoodanig worden geplaatst, dat zij liefst flankeerend, in elk geval verrassende vuurstooten op den vijand kunnen afgeven. Men zou den indruk kunnen krijgen, dat wij niets anders doen van flankeeren Het is misschien hier wel de plaats een punt van het Fr. réglement provisorie d'lnfanterie 2e deel aan te halen „Un plan de jeu basé uniquement sur le flanquement récipro que des groups risquerait de présenter des lacunes au cours du combat." Is het gebruik van de uitdrukking „voorste zóne" hier aan te bevelen? Ten opzichte van de in 176 (1) bedoelde geweer-(kar.) mitrailleurs de compagnies-reserves is het beter in stede van „voorste zóne", vuurlinie te gebruiken. „Voorste zone" kent ons G. V. I. niet (zie 32). In 176 (2) wordt gesproken van „deze aanval, welke zoonoodig wordt gesteund door meer achterwaarts geplaatste reserve-afdee- lingen, moet worden voortgezet tot het verloren gegane terrein weer geheel is heroverd, doch mag alleen op uitdrukkelijk bevel verder worden doorgezet. Hier wordt tegensfoof bedoeld. Op wiens uitdrukkelijk bevel mag het doorzetten plaats hebben c. ct, b. ct, r ct. Dat 197 (1) er op wijst, dat bij het in staat van verdediging brengen van het terrein geen dekkingen worden gemaakt, welke de aandacht van den vijand hebben, is juist. Hetzelfde geldt ook voor hindernissen en ware hier te vermelden. De sectie-commandant ziet toe zegt 197(2), dat de afdeelingen van de vuurlinie dekkingen opwerpen tegen vuur van achteren. Alleen van achteren? Neen, ook zijweren om gedekt te zijn tegen het vuur der k.ms. als vermeld in 176 (1) en 192 (2). Punt 206 (1) zou m.i. aan duidelijkheid winnen indien het als volgt werd gewijzigd. 212

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1932 | | pagina 54