„Vervolgens gaan de ondercommandanten na, welke dekkingen (toevoegen: en hindernissen) zij zullen laten makenenz. Zij zullen, indien er tijd beschikbaar is, ook dekkingen laten aanleg gen in den rug (toevoegen en op één of beide flanken) hunner afdeelingen, ppdat achterwaarts (toevoegen: en op de flanken) geplaatste mitrailleurs of kar. mitrailleurs zonder gevaar kunnen vuren. Dat in 213 (2) de c.ct. aan iederen s.ct. in de vuurlinie een bepaald terreindeel ter verdediging „tot het uiterste" aanwijst is niet noodig. Verdedigen van een terreindeel is bij ons altijd tot het uiterste, d.i. tot den laatsten man stand houden 170 (2). De in 219(1) bedoelde c.ct. zal goed doen om behalve de vuur- en gezichtsdekkingen ook den aanleg van de hindernissen te controleeren. Het volgende punt dat onze aandacht verdient is 222 (1). Is de vijand in het door de compagnie te verdedigen terrein gedeelte doorgedrongen, dan zal de c. ct. persoonlijk den tegen aanval leiden van de compagnie's-reserve en van alle andere beschikbare geweerdragenden. Is dit punt juist? Uit 200 (2) moet m. i. toch worden gelezen, dat de s. ct. de hierbedoelde tegen stoot zal (doen) uitvoeren met k. groepen (brigades); de waarde van deze plotseling (zie ook 76 (l)(2)het moment van den tegenstoot) noodig blijkende stooten zou zeker nihil worden als de (groeps-, brigade-, sectie-) commandanten van de comp. reserve moesten wachten op het persoonlijk leiden van den tegenstoot door den c. ct. De c. ct. zal zich bovendien niet immer bij de companie's-reserve ophouden, doch volgens 220 (1) daar zijn commando post zoeken, waar hij zooveel mogelijk van het terrein kan zien. Wat met „alle andere beschikbare geweerdragenden" wordt bedoeld, is ook niet duidelijk. Andere geweerdragenden, dan die tot de compagnie's-reserve behooren zijn bij die reserve niet aanwezig; of heeft men hier de handlangers der k.m. groepen op het oog In 226 (3) wordt vermeld hetgeen een bataljons-bevel voor de verdediging o. m. zal bevatten. Hieraan ware een punt m toe te voegen met volgenden inhoud „de schaal der vuurschetsen der companieën". Indien de b. ct. dit niet bepaald bestaat de kans, dat iedere c. ct. een schets op verschillende schaal inlevert. Het maken van de verzamelschets voor het bataljon zal in dat geval niet vlot verloopen. Het is voor den b. ct. een noodeloos tijdroovend werk die verschillende schalen tot één schaal te herleiden. Thans iets over 227 (4). „In geval van een plotselingen aanval onder begunstiging van den nacht, nevelig weer of een kunst- 213

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1932 | | pagina 55