zoonoodig worden hersteld. Te vermelden ware hier, dat daarom toevoeging aan de voorhoede van genie aan te bevelen is. Punt 243 (2) stemt ons, wat de manoeuvre op beperkte schaal betreft, optimistisch. Daar wordt mede gedeeld, dat nachtelijke aanvallen met kleine afdeelingen (compagnie, bataljon) wel zullen voorkomen, b. v. om gevangenen te maken, om zich meester te maken van bepaalde punten (observatieposten, mitrailleurnesten enzwaarvan het bezit voor den aanvaller van belang is, om den vijand te hinderen bij het verplegen of aflossen van zijn voorste troepen, enz. Zullen al deze handelingen kunnen worden uitgevoerd zonder een manoeuvre op kleine schaal Hebben we niet tientallen van jaren tijdens ons nachtelijk optreden met kleine troepen in de buitengewesten op beperkte schaal gemanoeuvreerd Nogmaals: „het manoeuvreeren in de duisternis is uitgesloten,'' (236) is te positief gezegd. De verdediging (nachtgevecht). Een volgende opmerking geldt 250 (2). Nadat in 249 is bekend gemaakt, dat de verdediger zijn vuur zoodanig moet voorbereiden, dat het 's nachts op bepaalden af stand het terrein vóór het eigen front geheel bestrijkt en 250 (1) mededeelt: indien de verdediger merkt dat de vijand zich voor de stelling ingraaft dit door evenbedoeld vuur (vóór het eigen front dus) moet worden belet, komt 250 (2) met de mededeeling, dat het vuur kan worden gevolgd door krachtige plaatselijke tegenstooten. Maar deze plaatselijke tegenstooten strekken zich toch niet vóór de vuurlinie uit? Die tegenstooten hebben pas zin, als de vijand in de vuurlinie is doorgedrongen. De verdediging in bedekte terreinen. Tot slot een opmerking over 259 (1). De plaats van de vuurlinie (dat zijn dus volgens 32 a de af deelingen, welke onmiddellijk aan den vuurstrijd deelnemen, de sectiën dus van de voorste compagnieën) wordt zoodanig gekozen, dat de k m. groepen, verrassend vuur kunnen brengen op open lichtbegroeide c. q opengehakte plekken, terwijl de goedgedekt op te stellen karabijn-groepen (van de vuurlinie, want daar heeft men het over) gereed moeten staan om de verrassende vuurstooten van de k.m groepen (van de vuurlinie) onmiddellijk te doen volgen door krachtige aanvallen (leesstooten) met het blanke wapen, waarbij deze troepen eventueel worden gesteund door meer achterwaarts opgestelde troepen. We hebben hier dus een kenmerkend verschil met de verde diging, welke niet in bedekt terrein wordt gevoerd. 216

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1932 | | pagina 58