248 nen"; ook is het na groote verliezen van een troep die bewapend is met collectieve wapens eerder mogelijk, zonder merkbare verslechtering van de „Leistung", de aanvulling te verzekeren, nl. door het opdragen van functies van minder belangrijken aard, als munitiedrager, aan menschen die nog geen krijgservaring opdeden. Tactisch gebruik der zware mitrailleurs. Mil. Wochenblatt. No. 24. December 1931. Zur FrageStörungsfeuer mit s. Mg." (zie ook M.W. No. 14.) Ook deze schr. wijst op de groote moreele beteekenis, is van meening dat het munitievraagstuk minder ter sprake komt omdat het storend vuur pas toegepast wordt als de bewegin gen min of meer verstard zijn. Op bijzondere doelen, zooals bruggen, holle wegen, ravijnen, enz. worden dan geheele sectien ingezet. Niet eens is schr. het met de meening dat de uitwerking van het storend vuur bij grooten mu- nitieinzet tot volkomen versperring van belangrijke toevoeraderen leidt, en zulks aan de hand van de ervaringen in den aanval op Verdun in 1916 opgedaan. Zijn de met storende vuren te beleggen terreindeelen niet in te zien, en dat zal vaak het geval zijn, dan kan het beschieten slechts door middel vankaart- vuur worden uitgevoerd. Hiervoor moeten de vereischte kaarten van 1 25.000 voorhanden zijn. Een storend vuur met zware mitrs. op niet in te ziene doelen is daarom alleen in den stellingoorlog mogelijk. Tactisch gebruik der artillerie. Mil. Wochenblatt. No. 22. December 1931. Sind Artilleriemassen noch nötig?" Naar aanleiding van het artikel in M. W. No. 17, waarin majoor Kaiser de vraag stelt: kan men zonder nadeel ook op beslissende plaatsen van de ver sterking van de normale div. art. (moderne organisatieper regiment inf. 1 batt. inf. geschut; 2 regimenten veldartillerie van 6 tot 9 batt., 3 a 4 afd. zware veldhouwitsers 10 c. m. kanonnen; totaal 30 batterijen) afzien? De art., zoo wordt in dat opstel betoogd, vindt ook met inzet van al haar tech nische verkenningsmiddelen, tegenwoordig niet meer doelen, die den massalen inzet van dit kostbare wapen loonend maken. Geldt dit wel voor de bestrijding van vijandelijke art., anders wordt het wanneer men denkt aan het gebruik van gas en nevel, waardoor de kans op succes, ook in de toekomst, lang niet ongunstig wordt. Ook wat den „Nahkampf" betreft, waarbij de art. niet schiet op enkele mitr.-, mijnenwerper- of inf. groepjes, doch met vuurconcentraties of in vernietigings- vuur den vijand op de beslissende punten van het gevechtsveld daadwerkelijk of moreel vernietigt, ziet de schr. alleen heil in massavuur, dus inzet van zeer sterke art. „Het inzicht dat dit optreden der art. niet meer van de zijde der divisie in den bewegingsoorlog centraal is te regelen, wordt over het algemeen be vestigd. De kleinste eenheid van gemengde wapens is tegenwoordig het regi ment en niet meer de divisie". Motoriseering. Revue militaire suisse. No. 12. December 1931„La guerre des moteurs", Ir. M. S. de Stackelberg. In Engeland zijn de „dragons portés" vervangen door kleine mitr. tanks (de eenmanstanks). Zij worden gesteund door ter verkenning uitgezonden pantserauto's. De inf. volgt in „infantry-carries". De eerste gemechaniseerde groep is vóór alles bestemd voor voorhoede-ge vechten, voor bescherming van een terugtocht, dus achterhoedegevechten, het vertragen van den vijand tot de aankomst der hoofdstrijdkrachten, voor het losmaken van den vijand ten einde te kunnen teruggaan onder gunstige om standigheden. De tweede gemechaniseerde groep is bestemd om de spil te vormen waar omheen zich een „engagement massif" gaat ontwikkelen". De mitrs. worden in het algemeen gedebarkeerd met de inf., uitgezonderd 1 of 2 manschappen om de transporttank niet onbeschermd te laten bij een even- tueelen aanval op zijn opstellingsplaats".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1932 | | pagina 90