4. VERVOLG OPMERKINGEN OVER HET A. T. V.
EN HET G. V. I.
door
P. SCHOLTEN,
Kapitein der maréchaussée.
Gaven wij in een vorig artikel onze opmerkingen over het A. T. V.,
thans zullen wij eenige bezwaren tegen het G. V. 1. naar voren
brengen.
Allereerst dan begint 9 d. te vermelden, dat de mitrailleur cveial
op het gevechtsveld kan volgen, door het betrekkelijk geringe
gewicht. Evenwel wordt dit vlotte gebruik van onzen mitrailleur
later blijkbaar weder betwijfeld, 41 (2) vermeldt ten minste dat
slechte begaanbaarheid van het terrein oorzaak kan zijn, dat de
infanterie af moet zien van den steun van artillerie en mitrailleurs,
of dat hare munitieaanvulling gevaar loopt. Indien steeds wordt
vastgehouden aan den eisch, dat de geschiktheid van overgang
van militairen bij een mitrailleurcompagnie alleen dan kan wor
den toegekend, indien zij krachtig genoeg zijn een mitrailleurslast
25 Kg.) door het terrein te dragen, (I.O. No. 5.) dan twijfelen
wij er niet aan of de mitrailleurs zullen evenals de infanterie
(G. V. I. 14) onder alle omstandigheden en in alle terreinen den
strijd kunnen voeren.
Hoofdstuk ii. Het gevecht in het algemeen.
De infanterie beschikt over twee strijdmiddelen (15)
1. het vuur, 2. de manoeuvre.
De manoeuvre is in het G. V. I. sterk op den voorgrond ge
plaatst, ook de brigade-commandant manoeuvreert 65 (1), 77 (1)
Daarom is het te betreuren, dat het G. V. I. ten behoeve van het
kader, ook het inheemsche kader, geen omschrijving geeft van
de manoeuvre. Nu is dat inderdaad niet gemakkelijk. De om
schrijving zou b.v. kunnen luiden„Manoeuvre is iedere beweging
met eenig troependeel, welke beoogt den tactischen toestand van
het oogenblik te verbeteren".
Tegenover onze inheemsche militairen zal dikwijls het „tjari
akal" voldoende zijn om aan te duiden wat men wil.
Volgens R. 1 4(2) wordt tusschenruimte in de breedte, afstand
in de diepte gemeten. Gelukkig bepaalt 24(1), dat alle starheid
201