2. PATROUILLES TE WATER
door
F. MOLLINGER,
lste Luitenant der Infanterie.
Inleiding.
Patrouilles te water vinden toepassing in waterrijke gebieden
met groote rivieren, waar ook de bevolking zich bijna uitsluitend
van het watertransport bedient om van de eene plaats naar de
andere te komen. Hiermee gaat meestal gepaard het gemis aan
goede landwegen.
In bovenbedoelde streken bevinden de nederzettingen der be
volking zich alle aan of nabij de rivieren. Enkele paden verbin
den soms die kampongs over land, doch overigens geschiedt het
bevolkingsverkeer steeds te water. Zelfs wanneer er verbindings
paden tusschen de nederzettingen zijn, dan nog geschiedt ver
voer per prauw stroomaf immer sneller dan dat te voet langs
die paden, terwijl dit stroomopgaand vaak zelfs ook het geval
is; e.e. a. is afhankelijk van het terrein, de mate van bevaarbaar
heid der rivier en het kwantum mede te voeren bagage.
Wij willen hiermede geenszins zeggen, dat verbindingspaden
geen nut hebben, integendeel, men denke aan het verkeer van
den enkelen man, spoedberichten, snelle, korte patrouilles, enz.
op een langdurige patrouille kan men de prauwen verlichten
door de patrouille gedeeltelijk langs een bestaand pad te zenden
om de prauwen onder dekking de rivier te laten volgen. Een
voorbeeld hiervan is het volgende: van Boelongan (Tandjong-
Seilor) uit wordt een geregelde transportdienst onderhouden met
Long-Nawang (Z/O Afd. van Borneo).
Na vertrek van Boelongan vaart men ongeveer 5 dagen om
Long-Pangean te bereiken. Volgens de kaart is deze afstand he
melsbreed 30 KM. dus 1 a 2 dagmarschen langs een behoor
lijk pad. Etappen-Commandant te Boelongan zijnde, hebben wij
er naar gestreefd bedoeld verbindingspad tot stand te brengen,
hetgeen echter door tekort aan personeel niet mogelijk bleek.
Het groote laadvermogen der prauwen bij een relatief groote
snelheid van voortbeweging brengt voor militaire patrouilles en
transporten het voordeel mee, dat zij van zeer langen duur kun
nen zijn. Zij worden in haar actie niet gebonden aan het al of
niet aanwezig zijn van vivres-depöts of aan lange transporttreinen.
167