Voor een technische beschrijving van de divisiebestrijdings
middelen verwijzen wij behalve naar het meergenoemde „Ta-
schenbuch der Tanks" van HEIQL, naar de voordrachten van
J. Harberts„Vechtwagens en hunne bestrijding, ook in verband
met Nederlandsche terreinen en toestanden" en: „De huidige
stand van het vraagstuk van het infanteriegeschut" (Orgaan K. W.
'27/28 No. II en '29/30 No. V).
Voor wat betreft den toestand waarin ons Leger zich te dezen
aanzien bevindt, moge worden aangestipt, dat tot dusverre alle
doeltreffende wapenen tegen pantserwapens nog ontbreken a.d.z.
anti-tankgeschut, grootkaliber-mitrailleurs, puntkogelmunitie en
vlammenspuiten. Wij zijn dus aangewezen op onze 10.5 cMHw.,
het veld- en berggeschut, die daarvoor van huisuit niet bestemd
zijn en op de projectielen van onze gewone infanteriewapens.
De majoor Harberts merkt reeds op, dat zonder een groot
zijdelings schootsveld een behoorlijke vechtwagen-bestrijding
door geschut niet mogelijk is. Dit geldt ook tegenover de pantser
auto's voorzoover zij niet in de naderingsrichting worden be
schoten. Ons geschut is daar niet op ingericht, terwijl bovendien de
vuursnelheid onvoldoende is. Het inschieten en vuren op zich
t. o. van de bij. in dwarse richting bewegende pantserwagens, en
zelfs ook op stilstaande doch tot verplaatsing instaat zijnde dito,
geeft geen resultaten. Het meergenoemde „Taschenbuch der Tanks"
geeft daarvan treffende voorbeelden.
Zelfs in geval van beschieting in de naderingsrichting is de
bestrijding met ons geschut nog vrij gebrekkig en belooft alleen
resultaten als de baan t. o. van de pantserwagens bestreken is,
d. w. z. tot ongeveer 1000 M en daar beneden, en bij directe
richting. Als het stuk op het moment dat de pantserauto binnen
werkzame schootsafstand is gekomen, tot vuren gereed is,
kunnen, daar de pantserauto dezen afstand in ongeveer 1 minuut
zal afleggen, een tiental schoten worden afgegeven, hetgeen als
dan voldoende is. Moet echter het stuk eerst in stelling worden
gebracht, dan is trefzekerheid geenszins gewaarborgd Op marsch
verdient het dan ook aanbeveling bij de beveiligende troepen
minstens twee stukken in te deelen en deze onderling 500 a 1000 M
te echelonneeren (zie ook het artikel van kapitein Visser in de
Mil. Speet. '30 No. 7).
De gewone projectielen van mitr. s, k. m.'s en kara
bijnen of geweren hebben slechts uitwerking en dan nog
dikwerf een zeer beperkte of indirecte (bijv. door belemmering
van het uitzicht door weggespat lood) tegen uitkijksleuven of
-spleten (stroboscoop of episcoop) het beste nog bij toepassing
264
Noot. Wij weten niet of de proefbestelling van 6 zware mitr. (Colt.
Browning, kal. 12.7 niM) waarvan in het Wetensch. Jaarber. '30
der I.K.V. sprake is (blz. 93) nog is doorgegaan.