b. Mitrailleurs, welke in de vleugels zijn opgesteld.
(z.g. „Vleugelmitrailleurs).
De plaatsing van mitrailleurs in de vleugels heeft het groote
voordeel, dat men geen gebruik behoeft te maken van een afvuur-
inrichting, doch dat deze mitrailleurs ongecommandeerd kunnen
vuren, daar de kogelbanen het schroefvlak niet snijden. (Zooals
onder a reeds werd beschreven, is een afvuurinrichting een nood
zakelijk kwaad bij door het schroefvlak schietende mitrailleurs.
Zij vermeerderen de kans op vuurstoringen en vertegenwoordigen
een vrij belangrijk dood gewicht).
Echter hebben vleugelmitrailleurs ook nadeelen. Zij liggen be
trekkelijk ver buiten het zwaartepunt van het vliegtuig, waardoor
de vliegeigenschappen van het toestel zich in ongunstigen zin kun
nen wijzigen. Lichtere toestellen (jagers en lichte verkenners)
zullen iets van hun maniabiliteit inboeten, terwijl door het op
treden van centrifugale krachten bij het maken van een gewenschtc
of ongewenschte vrille, het toestel lastiger in den normalen vlieg-
stand zal zijn terug te brengen.
Bovendien zullen bij het aanbrengen van vleugelmitrailleurs, de
vleugels versterkt (en dus verzwaard) moeten worden, terwijl bij
snelle toestellen het vleugelprofiel als regel zóó dun is, dat het
plaatsen van mitrailleurs daarin veelal niet mogelijk zal zijn.
Ook rijst nog de vraag, op welke wijze de in de vleugels inge
bouwde mitrailleurs moeten worden uitgericht, m.a.w., op welken
afstand moeten de kogelbanen elkaar snijden (De onderlinge
tusschenruimte van beide mitrailleurs mag gesteld worden op
minstens 4 a 6 meter, terwijl de richtmiddelen zich niet bevinden
in 't horizontale vlak van den mitrailleur, maar 1 a 2 meter daar
boven). De bestuurder richt met zijn richtmiddelen, dus met zijn
vliegtuig, op het doel, dat zich moet bevinden in 't snijpunt van
drie denkbeeldige lijnen, n.I. de richtlijn en de beide kogelbanen.
Het spreekt van zelf, dat dit „Uitrichten" slechts voor één
bepaalden afstand kan geschieden. Schiet men boven dan wel be
neden dezen aangenomen afstand, dan zullen richtlijn en kogel
banen niet in het doel samenkomen.
Voorts wordt nog gewezen op het feit, dat bij het vliegen de
vleugels zich iets naar achteren buigen, welke doorbuiging toe
neemt bij het grooter worden van de vliegsnelheid. Worden de
mitrailleurs op den grond zoodanig uitgericht, dat het snijpunt
der kogelbanen op bijvoorbeeld 300 M. voor het toestel ligt, dan
zal in de lucht, bij het opvoeren van de vliegsnelheid, deze afstand
steeds grooter worden. De kogelbanen zullen ten slotte evenwijdig
worden en daarna zelfs kunnen divergeeren.
Uit de verschillende hierboven opgesomde bezwaren tegen vleu
gelmitrailleurs mag niet zonder meer de conclusie worden ge-
273