De benoodigde munitie wordt medegevoerd in patroontrommels, welke in den romp (c.q. in de vleugels) zijn ingebouwd. De geringe beschikbare plaatsruimte, het groote doode gewicht der munitie en ten slotte ook takische eischen maken, dat het mede- nemen van een groot aantal patronen niet mogelijk en ook niet noodzakelijk is. Als regel kan worden aangenomen, dat de be stuurder per mitrailleur over 200 tot 400 patronen beschikt. Is deze voorraad opgeschoten, dan is de bestuurder verder weerloos, want het aanbrengen van een nieuwen patroonband tijdens de vlucht is onmogelijk. De patroonbanden worden samengesteld door gebruik te maken van stalen vlinders, terwijl ook nog wel linnen banden in gebruik zijn. In vredestijd worden vlinders en hulzen uit zuinigheidsoverwe gingen opgevangen in oorlogstijd vallen zij buiten het toestel en bezwaren zij dus het vliegtuig niet meer met hun gewicht. Hieruit volgt ook, dat in oorlogstijd het gebruik van linnen banden niet mogelijk is, daar deze band, buiten het vliegtuig hangende, door den wind zal worden gegrepen en dus aanleiding zal geven tot vuurstoringen en beschadiging van het vliegtuig. Wanneer de kans bestaat, dat het mondingsvuur van de mi trailleurs in aanraking komt met eventueel zich om en nabij den motor bevindende benzinedampen, hetgeen bijvoorbeeld het geval is bij mitrailleurs welke onder de motorkap zijn ingebouwd (iets, wat bij moderne toestellen regel is), is men genoodzaakt over te gaan tot het gebruik van schietpijpen. Een schietpijp heeft dus geen ander doel, dan brandgevaar te voorkomen. Dat een schiet pijp soms de vuursnelheid van den mitrailleur iets verhoogt, is een toevallige gunstige omstandigheid. Deze verhooging van de vuursnelheid heeft echter alleen plaats bij gebruik van mitrail leurs, welke van het ,,terugstoot"-type zijn, en vermoedelijk slechts dan nog alleen, wanneer deze wapens zijn voorzien van een terug stootversterker. B. MITRAILLEURS, DOOR DEN WAARNEMER BEDIEND. Waar de waarnemer geen rechtstreekschen invloed kan uit oefenen op de besturing van het vliegtuig, zal hij met zijn mitrail leurs moeten kunnen manoeuvreeren, teneinde op het doel gericht te komen. Hieruit volgt dus onmiddellijk, dat van een vaste opstelling der mitrailleurs geen sprake kan zijn. Aan den waarnemer (bij tweezitters) is de verdediging van het vliegtuig opgedragen, en waar een luchtaanval van alle richtingen kan geschieden, zou dus de waarnemer over een onbeperkt schoots veld moeten kunnen beschikken. 276

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1932 | | pagina 22