b. Met de achtermitrailleurs. Bij het richten met de achtermitrailleurs doen zich méér moeilijk heden voor, daar deze mitrailleurs (uitgezonderd de tunnel- of bodemmitrailleurs) als regel dwars op de bewegingsrichting van het eigen toestel schieten. Het projectiel volgt dus een baan waar van de richting bepaald wordt door de diagonaal van een paral lelogram, dat als eene zijde heeft de aanvangssnelheid van het projectiel en als andere zijde de voorwaartsche snelheid van het eigen vliegtuig. Men heeft getracht dit probleem op te lossen door gebruik le maken van een z.g. „windvaanvizier" (eigenlijk korrel). Dit vizier wordt door den luchtstroom van het vliegende toestel zij waarts verplaatst, en de invloed van de beweging van het eigen vliegtuig op het richten kan dus, theoretisch althans, worden geëlimineerd. In de praktijk bleek dit windvaanvizier echter niet aan de gestelde verwachtingen te voldoen. Heeft de bestuurder van een vliegtuig slechts rekening te houden met bewegingsrichting en snelheid van het onder vuur te nemen toestel, de waarnemer moet deze beide factoren bovendien nog in rekening brengen voor het eigen vliegtuig. Een geslaagde oplos sing voor dit probleem is nog niet gevonden. Toen alle andpre middelen faalden, ging men (reeds voor het einde van den wereldoorlog) over tot het gebruik van spoormunitie, meenende, dat hiermede alle moeilijkheden waren opgelost. Thans is echter wel gebleken, dat ook spoormunitie alléén niet aan de gestelde verwachtingen voldoet, en dat in vele gevallen gewone richtmiddelen (ringvizieren) al dan niet gecombineerd met spoor munitie, zijn te prefereeren. Op het eerste gezicht lijkt het gebruik van spoormunitie ideaal. Men kijkt maar naar de kogelbaan en brengt daarna die baan op het doel. In werkelijkheid is het echter niet zoo eenvoudig, zooals hieronder moge blijken. Een naderend doel zal door den waarnemer pas onder vuur worden genomen, wanneer de afstand tot den schutter hoogstens 200 M. is geworden. (Deze aangenomen afstand van 200 M. moet als uiterste maximum worden beschouwd. In verschillende vak bladen wordt zelfs betoogd, dat, wanneer men slechts beschikt over mitrailleurs van een kaliber van 7,7, m.m. het vuur pas op 150 M. afstand mag worden geopend). Aannemende dat het doel, een aanvallende jager, op 50 M. van den schutter gekomen, zijn koers verandert, dan is dus het doel over een afstand van 150 M. onder vuur. De aanvallende jager doet in duikvlucht over dezen afstand nog geen 1 >/2 seconde, een uursnelheid van 400 K.M./uur aannemende, wat voor een modernen aanvallenden jager zeker niet te veel wordt geacht. 282

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1932 | | pagina 28