In dit tijdsverloop van maximaal 1 }/2 seconde kan de aange
vallen schutter hoogstens 15 schoten afgeven, waarvan de eerste
zes a tien schoten noodig zullen zijn, om het wapen in de richting
te brengen. Echter heeft het projectiel zelf nog /2 seconde noodig,
om het doel te bereiken, zoodat na dit tijdsverloop de schutter pas
een aanvang kan gaan maken met het corrigeeren van de baan.
De in deze halve seconde verschoten patronen (ongeveer 5 stuks)
zijn als absoluut verloren te beschouwen, terwijl vervolgens nog
6 a 10 patronen noodig zijn om den bundel op het doel te brengen.
Bij bovenstaande redeneering is de gemiddelde reactiesnelheid van
den mensch (ongeveer 1/5 seconde) nog buiten beschouwing
gelaten.
Afgezien van de vraag, of de in het gunstigste geval resteerende
4 patronen de gewenschte uitwerking zullen hebben, leidt het ge
bruik van spoormunitie alléén tot munitieverspilling op groote
schaal, en dan nog met twijfelachtig resultaat.
Hoewel het groote nut van spoormunitie ten volle wordt inge
zien en verder wordt erkend, dat in vele gevallen slechts alleen
deze munitie met succes kan worden gebruikt (waarbij gedacht
wordt aan het schieten met groote elevatie of declinatie, waarbij
het gebruik van richtmiddelen onmogelijk is), wordt het toch nood
zakelijk geacht de achtermitrailleurs bovendien met richtmiddelen
(gewoon ringvizier) uit te rusten.
Aan het intellect van den schutter zal moeten worden overge
laten, of hij in bepaalde gevallen zijn richtmiddelen, dan wel het
spoor moet bezigen, om het gewenschte resultaat, het treffen van
het doel, te bereiken.
Een ander bezwaar tegen het gebruik van spoormunitie alléén
is het volgende
Wanneer de baan naast het doel uitkomt, zal er gecorrigeerd
dienen te worden, hetgeen heel eenvoudig is, wanneer wij ons het
doel denken in een zichtbaar plat vlak, bijv. een groote schijf,
dat loodrecht staat op de schootsrichting. Wanneer een spoor-
projectiel dit vlak snijdt, zien wij het spoor niet meer en kunnen
wij dus het snijpunt kogelbaan-vlak nauwkeurig bepalen, de
zijwaartsche afwijking tot het doel vaststellen, en voor dezen af
stand corrigeeren.
Maar in werkelijkheid is dit vlak er niet en zien wij het spoor
over de volle lengte van de baan, dus zoowel vóór als achter
het doel. Waar het boven bedoelde (thans denkbeeldige) snijpunt
ligt, is met geen mogelijkheid te gissen. We zien den zin dei-
afwijking, maar de grootte hiervan niet, en het corrigeeren van
de baan wordt dus veel moeilijker en tijdroovender.
Afgezien van het feit, of men spoor-, dan wel gewone munitie
gebruikt, kan worden aangenomen, dat een dwars op de vlieg-
283