Aangezien herhaaldelijk blijkt, dat men er zich geen goed
denkbeeld van kan vormen, hoe het patrouilleeren per prauw in
bepaalde streken toegaat, moet men aanvankelijk bij het uitvaar
digen van bevelen voor en de voorbereiding van tochten
langs rivieren rekening houden met de plaatselijke toestan
den en vooral voorzichtig zijn om, op theoretische gronden
of de ervaring opgedaan in een bepaalde streek of gewest,
bevelen te geven voor een rivierpatrouille in een gebied, waarin
men niet bekend is. In alle gebieden zijn afzonderlijke en van
andere gebieden afwijkende gebruiken ontstaan, welke aan de
practijk ter plaatse ontleend zijn.
In de W. Afd. van Borneo en ook in de Z. Afd. maakt men
tot diep in het binnenland gebruik van groote prauwen, waarin
'/2 a 1 brigade vervoerd kunnen worden, terwijl men deze in de
0. Afd. van Borneo slechts in den daar veel korteren benedenloop
kan gebruiken. Vanaf Long lram en Boelongan bijv. maakt men
reeds gebruik van kleinere prauwen, waarmee men ook stroom
versnellingen kan bevaren.
Voor het gebruik van groote prauwen en het verwisselen met
kleinere kan gelden, dat men zooveel en zoolang mogelijk de
groote moet gebruiken uit hoofde van overzichtelijkheid en com
mando-voering, aangezien de laadruimte grooter en de verdee
ling der patrouille en roeiers over de prauwen eenvoudiger
gaat.
Ontegenzeggelijk is het echter beter om met één stel prauwen
te varen tot het doel bereikt is, gesteld dat dit mogelijk is in
verband met het karakter der te bevaren rivier(en).
Bij het bestudeeren der opdracht kunnen we eenige gevallen
onderscheiden
1. Men blijft in het stroomgebied van eenzelfde rivier zonder
dat de geaardheid der rivier het noodzakelijk maakt, dat men
van prauwen moet verwisselen.
De opzet der patrouille en de grootte der te gebruiken
prauwen zijn dan afhankelijk van het karakter der rivier ter
plaatse van het einddoel c. q. waar de landpatrouille een
aanvang neemt (vivres-depot) en het karakter der rivier bij
de standplaats (plaats van aanvang) en de te passeeren
stroomversnellingen tusschen beide punten.
Nogmaals liefst één soort prauwen gebruiken met eenige
moeite kan men zelfs met vrij groote prauwen nog zeer
ver den bovenloop eener rivier opvaren en is bij groote prauwen
de veiligheidsfactor altijd grooter dan bij kleinere.
II. Men blijft in het stroomgebied van eenzelfde rivier, doch er
bevindt zich een stroomversnellingen-reeks in die rivier, welke
men per prauw niet kan passeeren, terwijl het trekken der
prauwen over land naar de plaats, waar zij weer bevaarbaar
wordt onmogelijk is of al te veel moeilijkheden biedt.
289