4. MAIS ALS VOEDINGSMIDDEL VOOR MENSCH EN DIER.
door
J. J. VAN DAM.
Majoor der Intendance.
Bij mijn opleiding tot officier, hoorde ik een van de leeraren
eens de opmerking maken, dat mais een veel beter voedingsmiddel
was dan rijst, in verband waarmede die leeraar den wensch uitte,
dat rijst als hoofdvoedingsmiddel in ons leger zou worden ver
vangen door mais.
Hoewel mij sindsdien gebleken is, dat wijziging van een hoofd
voedingsmiddel niet zoo eenvoudig is en zonder de hulp van bij
zondere omstandigheden schier onmogelijk moet worden geacht,
heeft dit mij niet weerhouden het artikel Mais als voedingsmiddel
eens nader onder de loupe te nemen.
In de betrekkelijke literatuur behandelen sommige schrijvers
onder de benaming van de „voedselvoorziening van Nederlandsch-
Indië" alleen de rijstvoorziening. Men komt hiertoe, omdat rijst
in het algemeen nog als het hoofdvoedingsmiddel in Nederlandsch-
Indië wordt beschouwd. In het algemeen is dit ook wel het geval.
Toch zijn er streken in onzen archipel waar de rijst geen hoofd
voedingsmiddel is. Zoo is op Madoera, in Oost-Java, Midden-
Java (Banjoemas) mais het hoofdvoedingsmiddel, terwijl in vele
streken in het Oosten van den Archipel sago als hoofdvoedings
middel wordt genuttigd. In sommige streken van Midden-Java is
cassave meer op den voorgrond getreden.
Voorts ontmoette ik in bedoelde literatuur de opmerking dat
het Madoereesche volk physiek zooveel sterker en ook solieder
van bouw is dan de Javaan en Soendanees hij presteert volgens
de meening van planters ook meer werk dan de Javaan en Soenda
nees, hetgeen als algemeen bekend kan worden aangenomen, en
men vraagt zich af of een en ander wellicht het gevolg kan zijn
van de maisvoeding van de Madoereezen.
Des te meer is het van belang om het verbruik, de waarde
als voedingsmiddel en de beschikbare hoeveelheid op Java en
Madoera van mais eens na te gaan om te beoordeelen of dit
artikel ook van belang moet worden geacht voor het Leger. Het
leger stelt zijn bijzondere eischen wat de voeding betreft en dit
principe wordt dan ook algemeen bij de groote mogendheden
298