minachtende nonchalance van de regels der kunst aan den dag
trad, ging men op 17 September over tot het invoeren van een
maatregel, waarop reeds in vredestijd herhaaldelijk was aange
drongen, nl. het toevertrouwen van den vercijferingsarbeid aan
„techniciens", die tegelijkertijd zouden optreden als instructeurs
voor de officieren. Een veicijferingsofficier (officier du chiffre),
die daartoe opgeleid was door de section van het Q. Q. Q., of
wat nóg beter was die gerecruteerd werd uit de officieren, die
vóór den oorlog één of meer cursussen van de „Section de
Chiffre" hadden gevolgd, werd aan eiken Leger-Staf toegevoegd.
Voor een dag- en nachtdienst was dat waarlijk geen overda
dige bezetting te noemen.
Deze maatregel beoogde echter niet alleen de verzekering van
de richtige uitvoering der vercijferingen, doch de toegevoegde
officieren moesten bovendien worden beschouwd als vertegen
woordigers „du chiffre auprès du centre des renseignements, afin
„d'éviter que les documents utiles aux décrypteurs ne soient né
gligés par les détenteurs qui n'en sauraient pas l'importance".
In Frankrijk vereenigde men dus den vercijferingsdienst met
den cryptografischen dienst, een toestand, welke na den oorlog
schijnt te zijn bestendigd. De motieven daarvoor waren de vol
gende de ervaring had geleerd, dat zelfs cryptologen sommige
détails en „kunstgrepen" verleeren, indien zij niet zélf daadwer
kelijk en voortdurend vercijferingsarbeid verrichten, waardoor zij
dus voor een intensieve contröle minder geschikt zouden kunnen
worden.
Wil men de Fransche methode volgen, dan moet men in
oorlogstijd over een zeer groot aantal cryptologen beschikken,
d. w. z. dat men in vredestijd een voortdurende en intensieve
opleiding moet houden en tevens maatregelen moet treffen, dat
de cryptologen de eenmaal verkregen vaardigheid behouden en
opvoeren.
Doch geheel afgescheiden daarvan blijft het tóch noodzakelijk,
dat alle officieren een deugdelijk inzicht hebben in vercijferings-
aangelegenheden alsmede een grondig algemeen begrip van het
„hoe" en „waarom" van de bepalingen aangaande de vercijfering.
Er heerschte op dat punt óók in het Fransche leger een
verbijsterende onkunde.
Het gevolg was, dat men van hoogerhand vercijferingsoefeningen
liet houden. Den staf-officieren werden bepaalde oefeningen
toegezonden, welke zij ieder voor zich moesten bewerken
en inleveren.
Tóch bleef het resultaat beneden de verwachting. Ik laat het
„waarom" den Kolonel Givierge met zijn eigen woorden weer
geven
„A peine les armées, a la suite d'exercices corrects, avaient-
„eïles rendu compte que ['instruction du chiffre paraissait au
point qu'une série d'incidents vinrent montrer que, dans bien des
356