Naarmate het verkeer toenam ook tusschen de kleinere een
heden groeiden de carnets langzamerhand uit tot kleine ,,dic-
tionnaires de mots et de syllabes" voor de kleinere eenheden
en tot codes voor de grootere eenheden.
Bij de Duitschers was een geheel analoge ontwikkeling waar
te nemen. De kleine eenheden werden daar voorzien van „Be-
fehlstafel" of „Geheimtafel", waarin de meest gebruikte zinnen
voorkwamen, en waarin deze werden weergegeven door letter-
of cijfergroepen.
Ook deze „Geheimtafel" ondergingen langzamerhand een aan
merkelijke uitbreiding en telden al spoedig 2000 a 4000 woorden.
Zulke meer uitgebreide „Geheimtatel" werden dan „Satzbücher"
genoemd, en elk Leger had zijn eigen „Satzbuch". Toen dan ook
op 25 December 1917 bij wijze van Kerstverrassing de lOcodes,
welke toen in gebruik waren, tegelijkertijd werden veranderd, gaf
dit den Franchen cryptografischen dienst uiteraard de handen vol
werk.
De Duitsche Divisies beschikten over een zg. „Schlüsselheft"
van 1000 woorden: de „Satzbücher" kwamen dus overeen met
de Fransche „codes"; de „Schlüsselhefte" meer met de „carnets
réduits".
Toen de Duitsche aanvallen in het voorjaar van 1918 met succes
waren bekroond, moesten de onderscheidene staven zich op het
veroverde terrein bij gebrek aan een dradennet tijdelijk en
noodgedwongen weder bedienen van draadlooze telegrafie. Zij ge
bruikten toen een ingewikkeld vercijferingsstelsei, dat op het eerste
gezicht wel erg veilig leek. Doch het was óók nu weer.(na 3'/2
jaar practijkdoor het maken van fouten bij de toepassing, dat
het den Franschen cryptoloog, kapitein Painvin, gelukte, om op
3 Juni een cryptogram van 1 Juni te ontsluieren. Dit cryptogram
luidde: „Munitionierung beschleunigen, so weit nicht eingesehen
auch bei Tag", hetgeen dus naderende actie deed voorzien. Hier
door was men dus aan Fransche zijde gewaarschuwd.
Aangezien het den Franschen was gelukt, om geleidelijk een
dertigtal Duitsche Schlüsselhefte te ontsluieren, deed zich de° vraag
voor, of men aan Duitsche zijde wellicht evenveel succes had
geboekt bij de pogingen tot ontsluiering van de Fransche carnets.
Dit schijnt inderdaad zoo te zijn geweest, óók al kan men zoo
min aan Fransche als aan Duitsche zijde eigenlijk spreken van
zuivere ontsluiering. De carnets zoowel als de Schlüsselhefte waren
op groote schaal verspreid geworden, en vele van die documenten
zijn aan weerszijden verloren gegaan, zonder dat zulks te bevoeg-
der plaatse werd gemeld. Het was dan ook noodzakelijk om de
carnets zoowel als de Schlüsselhefte onophoudelijk te wijzigen.
Er bestaat echter, volgens Kolonel Givierge, geen enkel symp
toom, dat er op wijst, dat de Duitschers ook met het ontsluieren
358