kan vuren, dan doet men het beste deze sie. in reserve te houden.
Stellingen worden dan voorbereid en wel zoodanig, dat aan elk
der mogelijke opdrachten kan worden voldaan. Heeft men ten
slotte beslist, wat de taak zal worden, dan wordt opdracht ge
geven de daarvoor geschikte stelling te bezetten.
b. Bezwaren der te breede strook.
Denken wij ons in, hoe de vijandelijke inf. nadert. Kleine
groepjes, plotseling opspringend, kortstondig zichtbaar en dan
weer dekking zoekend in het terrein. Dat is het, wat de mitr.
schutter vanachter zijn wapen ziet. Hierop te vuren is zeer moei
lijk het moment van vuuropenen en ophouden met vuren wordt
door hemzelf bepaald en dan moet hij nog vlug zijn, anders is
hij te laat. De beste uitkomsten zal hij krijgen, wanneer hij niet
elk opspringend groepje met zijn mitr. achterna loopt, doch wacht
tot een bepaalde groep, die hij ergens heeft zien neervallen, weer
verschijnt (V. S. Mitr. blz. 27 ptn. 58 en 59). Dit vuur kan niet
met voldoende rendement worden afgegeven in een strook van
90°, vooral niet omdatle de glijbaan maar een beperkt horizontaal
schootsveld heeft, de affuit dus telkens moet worden verplaatst
en opnieuw moet worden vastgeschoten met als gevolg tijd- en
munitieverlies en 2e de vuurdichtheid onvoldoende zou worden.
Onder c. zullen wij op deze beide punten terugkomen.
c. Grootte der op te geven strook.
De grootte van de vuurstrook voor mitrs. is in de voorschriften
niet aangegeven. Toch kunnen wij uit enkele gegevens wel een
indruk van de capaciteit van een sie. mitrs. verkrijgen en hier
door een grondslag vormen voor de beoordeeling van de grootte
van een vuurstrook.
le. Het horizontale schootsveld.
De mitr. M '23 heeft, zonder de affuit te verplaatsen, een horizon
taal schootsveld van max. 30° [V. Mitr. Inf. M'23 blz. 9, pt. 21 (6)]
Voor de mitr. M. '14 is dit 660 °/„0 ruim 33° (het thans verval
len R. E. Mitr. II pt. 46).
Met deze getallen moet bij het beoordeelen van de grootte der
vuurstrook rekening worden gehouden. Wel wil dit niet zeggen,
dat zij nooit grooter dan 30° mag zijn, doch het verplaatsen der
affuit moet, om de onder b. genoemde redenen, tot een minimum
beperkt blijven.
2e. De vuurdichtheid.
a. In de breedte.
De vuurdichtheid houdt uit den aard der zaak ten nauwste ver
band met de snelheid waarmee de mitr. over de glijbaan wordt
370