bewogen (dus met den hoek welke wordt doorloopen bij het af vuren van een bepaald aantal patronen, bijv. bij één band) en met den afstand waarop wordt geschoten. Worden èf afstand öf hoeksnelheid verdubbeld, dan wordt de vuurdichtheid gehal veerd. In onze oude mitr. voorschriften was de vuurdichtheid een con stante factor. Werd dus de afstand 2 maal zoo groot, dan moest de snelheid tot de helft worden teruggebracht. Hieruit volgt dat voor eiken afstand de hoeksnelheid, en dus ook de hoek welke de mitr. bij het afvuren van een band doorliep, anders werd. Het oude S. V. Mitr. gaf op blz. 44 pt. 114 dan ook aan, dat de tijd in tellen (in de tijdmaat van den gewonen pas) waarin de sleede den afstand tusschen twee opvolgende gaten van de glij baan (deze hoekverplaatsing 20 °/0„) moest doorloopen, gelijk was aan het aantal H. M. van den afstand. Uit een eenvoudige berekening, welke hieronder volgt, blijkt dan dat men op eiken afstand, op 1 M. doelbreedte 4 patronen mocht verwachten. Op a H. M. vurende, is de hoeksnelheid a" verplaatsing over een hoek van 20 0/00. In deze a" worden verschoten a cnc r 505 a gQ X 505 of gQ— patronen. (Zie voor vuursnelheid V. Mitr. M. '14 blz. 67). In a" is onder vuur genomen een doelbreedte van 20 °/00 van a H. M. of 2a M. Op 2a M. vallen dus 505a60 patronen. D. i. per M. ruim 4 patr. In de nieuwe voorschriften heeft men als constante factor aan genomen de hoeksnelheid. [V. S. Mitr. blz. 12 pt. 26 (3) (4) en pt. 27 (1)]. Wordt de afstand dus 2 maal zoo groot, dan zal de vuurdichtheid 2 maal zoo klein worden, doch de hoek welke door de mitr. wordt doorloopen bij het afvuren van één band, zal voor eiken afstand gelijk zijn. De oorzaak van deze verandering zal waarschijnlijk zijn, dat het moeilijk is den manschappen te leeren de snelheid van verplaatsing te veranderen in verband met den afstand waarop geschoten wordt en dat betere resultaten worden verwacht wanneer de man leert, altijd de mitr. met een zelfde snelheid over de glijbaan te verplaatsen. Deze snelheid is thans zoodanig genomen, dat bij de mitr. M- '14, op 1000 M. vurende, per M. doelbreedte 4, en bij M. '23 3 patr. mogen worden verwacht. Mitr. M. '14. De afstand tusschen 2 gaatjes op de glijbaan een hoekver plaatsing van 20°/o„. Deze afsfand wordt doorloopen in 9" (V.S. Mitr. blz. 12). Een band wordt afgevuurd in 24,2". (V. Mitr. M. 371 Noot van de redactie. Blijkbaar neemt de schrijver aan, dat een tel in den tijdmaat van den gewonen pas 1". Dit is evenwel geen juiste aanname. Voor 4 leze men dus liever 2.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1932 | | pagina 25