economisch mogelijk gebruik van de vuurkracht in het gevecht
waarborgt, verkondigt hetzelfde lid van hetzelfde punt, dat op
het gevechtsveld in beginsel de k. m. grn. niet in brigade-ver-
band optreden. Dit laatste beginsel is, hoewel het in den aan
vang genoemde voordeel dan komt te vervallen, juist, daar
anders ernstig gezondigd zou worden tegen het begrip ver
spreiding der doelen". In lid (5) is verder aangegeven, dat de
s. ct. op het gevechtsveld, voor zoover de tactische toestand
zulks vereischt, gevechtsgroepen vormt door samenvoeging van
een k. br. of van een of meer k. grn. met een of meer k. m.
grn en deze gevechtsgroep stelt onder een daartoe aan te wijzen ct.
Nemen wij nu aan dat in het sie. vak in front worden geplaatst
1 k. br. en 2 k. m. grn al of niet tot een gevechtsgroep ver-
eenigd, terwijl in de diepte worden opgesteld: 1 k. br. enlk. m.
gr. Achtereenvolgens zal worden nagegaan waaraan de s. ct. moet
denken bij het opstellen van zijn sie. ingeval deze behoort tot
de vuurlinie of wel tot de cies. reserve.
Een sie. behoorende tot de vuurlinie.
1. Het aan een sie. ter verdediging toegewezen terreindeel zal
als regel in breedte en diepte de 150 M. niet te boven gaan
(G. V. 1. 194).
2. Een k. br. beslaat als regel geen grootere breedte dan 50 M.
(G. V. I. 205).
3. In het hierboven aangehaalde geval blijft dus een frontbreedte
van 100 M. over voor 2 k. m. grn. Uit den aard der zaak
behoeft het sie. front niet aaneensluitend te worden bezet.
De s. ct. gaat na, waar op het hem aangegeven terreinge
deelte, de k. m. s het beste kunnen worden opgesteld en
plaatst daarmee in overeenstemming, zijn k. br. In deze
breedteopstelling zit reeds eenige diepte, doordat de af-
deehngen niet precies „op één lijntje" worden opgesteld.
4. Bij het nagaan van de opstellingen der k.m.'s moet de s.ct.
aan het volgende denken
a. Mogen de twee voorste k.m.'s over het geheele sie. front
worden verdeeld, of moeten zij in eikaars nabijheid wor
den opgesteld
De motieven welke hebben geleid tot het invoeren
van de tegenwoordige organisatie (een voornaam motief
de br.ct. kon niet voldoende invloed uitoefenen op stoot-
en vuurkracht en dus zou de k.m. als regel aan den gr.
ct. zijn overgelaten) zouden aanleiding kunnen zijn tot
de laatste veronderstelling, teneinde den br.ct. der k.m.
br. gelegenheid te geven zijn invloed op de k.m.'s te
Zie noot vorige blz.
375